Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kardinaal

betekenis & definitie

[<Lat. cardo, deurhangsel; dus: scharnierfiguur].

I. bn., voornaamste, hoofd-, meestal in vaste verb.: de vier kardinale deugden, de hoofddeugden; de kardinale getallen, de hoofdtelwoorden; het kardinale punt, het voornaamste in een bepaalde aangelegenheid; een kardinale fout, eenfout, die het geheel bederft;

II. zn. m. (-nalen),

1. (vero. cardinaal), titel van de hoogste kerkelijke waardigheidsbekleders in de Rooms-Katholieke Kerk, die de raad van de paus vormen (e);
2. (ook: kardinaalvogel) samenvattende ben. voor een elftal vogelgeslachten uit de familie gorzen.(e); ook de naam van een papegaai met rode vleugels.

(e) CANONIEK RECHT.

De kardinalen vormen de senaat van de paus en treden op als adviseur en medewerker in het bestuur van heel de RoomsKatholieke Kerk. Oorspronkelijk droeg iedere aan een hoofdkerk verbonden geestelijke deze naam. Vanaf de 8e eeuw werd de naam gereserveerd voor de ‘presbyteri priores’ (voornaamste priesters) van de 28 Romeinse titelkerken, die door de paus werden betrokken bij het bestuur van de stad en bij de liturgische plechtigheden, later ook bij het bestuur van de wereldkerk, evenals de (oorspronkelijk zeven) regionale diakens van Rome, die de zorg hadden voor de armen, en vanaf de II e eeuw de bisschoppen van de zeven naburige (suburbicaire) bisdommen. Zo ontstond het kardinalencollege, bestaande uit kardinaal-priesters, kardinaal-diakens en kardinaal-bisschoppen. Paus Nicolaas II wees in 1059 de →pauskeuze exclusief toe aan de kardinalen. Vanaf de 12e eeuw worden in dit college ook bisschoppen buiten Rome benoemd; deze lieten dan het bestuur van hun bisdom over aan een vicaris en trokken zelf naar Rome.

Na het concilie van Trente (1545—63), dat de nadruk legde op de residentieplicht van de bisschoppen, bleven deze kardinalen in eigen bisdom, hetgeen evenwel de invloed op het bestuur van de wereldkerk deed afnemen. Einde II e eeuw treffen we de eerste aanzetten aan voor het →consistorie, de vergadering van de paus met zijn kardinalen over alle belangrijke zaken van de kerk; hierdoor werden de in de eerste tien eeuwen frequent gehouden Romeinse concilies min of meer vervangen. Vanuit diverse commissies van kardinalen die sedert het begin van de 16e eeuw werden ingesteld, hebben zich de Romeinse →congregaties gevormd, het belangrijkste onderdeel van de →curie(Romeinse) . Iedere congregatie staat onder leiding van een kardinaal en telt een aantal kardinaalleden. Zij vervullen bij het bestuur van de RoomsKatholieke Kerk een steeds belangrijkere rol. LITT: C.Fürst, Cardinalis (1967).

< >