Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kapucijner (capucijner)

betekenis & definitie

I. bn., van de kapucijnen: een — monnik, non, klooster;

II. zn.,

1. m. (mv.), kapucijners, grauwe erwten die na koken geheel bruin worden (e);
2. idem als kapucijn.

(e) De kapucijner is een violetrood bloeiend erwtentype met vrij grote zaden die gedeukt-afgeplat van vorm zijn en vaalbruin van kleur. Deze op beperkte schaal geteelde erwt, is heelblijvend in de kook en karakteristiek van smaak. De kapucijner komt alleen in Nederland voor. Vrijwel de hele oogst wordt verwerkt tot ingeblikt produkt.

< >