m. (-ken),
1. aan het eind van een lint of dun kettinkje bevestigd metalen staafje ter aanwijzing van het kapittel waar men gebleven was;
2. (bij vergelijking) gouden staafje om een halssnoer te bevestigen; dwarsstaafje aan een horlogeketting dat door een knoopsgat wordt gestoken om de ketting te bevestigen;
3. stukje of pijpje amandel of kaneel met een suikerlaag bedekt, als snoepgoed of om op tulbanden, taarten enz. te steken; (fig.) van de — likken, zijn deel krijgen, ervan lusten.