[Fr. canton], o. (—s), onderafdeling van een gebied met betrekking tot een administratieve indeling; in het bijzonder onderdeel van een arrondissement, in België ook met betrekking tot burgerlijk bestuur (e); in Zwitserland: elk van de staten van de Bond; (heraldiek) (ook: schildhoek, vrij kwartier), zich (meestal) in kleur onderscheidend schildgedeelte in de linker (heraldische rechter) bovenhoek ter grootte van ca. een vierde van de schildoppervlakte (e); (banistiek) zich al of niet in kleur van de rest onderscheidend, rechthoekig vlaggedeelte aan de bovenhals, altijd kleiner dan een vierde van de vlagoppervlakte; vak van een weg ter lengte van 5—7 km (ter zake van het dagelijks onderhoud, door een →kantonnier).
(e) RECHT. In België zijn er bestuurlijke, gerechtelijke, kies- en milieukantons. Ieder gerechtelijk kanton is zetel van een vrederechter. HERALDIEK. Het kanton wordt beschouwd en behandeld alsof het een zelfstandig wapenschild van rechthoekige vorm is, dat bovenop het basisschild met zijn kleuren en emblemen is gelegd. Het kan meermalen een gedeelte van het grondwapen overdekken, waardoor emblemen geheel of gedeeltelijk eronder schuilgaan (de niet zichtbare emblemen moeten in zo’n geval voor een volledige wapenbeschrijving wel genoemd worden).
Het kanton kan de weergave zijn van een vermeerdering (verleend recht tot het mede voeren van een ander, b.v. vorstelijk of landsheerlijk wapen in het eigen familiewapen) of van een toeëigening (b.v. het opnemen van het wapen van een uitgestorven aangehuwde familie). Ook is het kanton gebruikt voor bastaardwapens: op een geheel effen schild werd in het kanton het wapen van de vader geplaatst.