Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kan, vaatwerk

betekenis & definitie

v./m. (-nen),

1. handzaam vaatwerk met een handvat of oor en een tuit (van metaal, porselein, steen, aardewerk of hout) om vloeistoffen uit te schenken en voor het gebruik gereed te houden: een — met melk; uit de — drinken; een — stroop; van verschillend model ook als siervoorwerp; (zegsw.) dat is nog niet in kannen en kruiken;
2. (vroeger) vat om bier en wijn in te tappen en uit te drinken en dan met een flapdeksel: een — bier; (zegsw.) de — aanspreken, alcoholische dranken drinken; te diep in de — kijken, te veel drinken; liefhebber van de — (van drinken) zijn; (spr.) wie het onderste uit de — wil hebben, die krijgt de deksel op de neus, wie te hebberig is, krijgt vaak niets, komt bedrogen uit; als het bier (de wijn) is in de man, dan is de wijsheid in de —, een beschonkene weet niet wat hij verzwijgen of laten moet; de volle — loopt over, na het drinken raakt de tong los;
3. (vroeger) inhoudsmaat voor vloeistoffen, in latere tijd gelijk aan een liter: een — melk; een pintje.

< >