Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kamerheer

betekenis & definitie

[→Ital. cameriere, →Lat. camerarius], m. (-heren), titel van een dienstdoend edelman bij een vorstelijk persoon: — in gewone, in buitengewone dienst (het laatste alleen een titel); pauselijk titel van dienstdoende geestelijken en leken aan het pauselijke hof, kamerling (e); ook als eervolle onderscheiding door de paus toegekend aan verdienstelijke geestelijken, ook buiten Rome: geheim —. (e) De kamerheren van de paus hebben een functie in de liturgische plechtigheden en bij audiënties en ontvangst van gasten. Sinds de reorganisatie van de pauselijke hofhouding in 1968 wordt nog slechts gesproken van kapelaans (priesters) en edellieden (leken) van de paus.

< >