Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kameel

betekenis & definitie

m. (-melen),

1. Camelus, evenhoevig zoogdierengeslacht uit de familie kamelen (e);
2. als scheldw.: ezel, lomperd;
3. (ook o., meestal mv.) vroeger gebruikt toestel om schepen over ondiepten te lichten.

(e) Men onderscheidt de eenbultige dromedaris (Camelus dromedaris), die vooral in droge hete gebieden voorkomt (Midden Oosten, noordoostelijk Afrika), en de tweebultige kameel (C. bactrianus), die vooral in droge koude gebieden voorkomt, vaak op grotere hoogte (Centraal-Azië). Beide vormen werden vooral gebruikt als lasten rijdier, een enkele keer als trekdier. De vleesen melkproduktie is van belang in streken met een gebrekkige watervoorziening en een spaarzame woestijnvegetatie. De dromedaris kan zijn lichaamstemperatuur met 6 °C laten schommelen, waardoor hij overdag warmte kan opsparen en die ’s nachts weer kan afstaan. Ook kan het dier, mits het niet hard hoeft te werken, geruime tijd zonder water. Is er weer water beschikbaar, dan kan het dier in enkele minuten het tekort aan water weer aanvullen (tot 30 % van het lichaamsgewicht) zonder daarvan last te ondervinden. .

< >