volk in Noord-Luzon (Filippijnen). De noordelijke Kalinga wonen in kleine dorpen (30160 inw.), de zuidelijke in dorpen van soms meer dan 1000 inwoners.
Natte rijstbouw is de basis van hun economie. Droge rijst, suikerriet, maïs en taro worden volgens het stelsel van 4-brandcultuur verbouwd. Ook betelnoten, koffie en tabak worden geteeld. Visserij en jacht zijn een belangrijke aanvulling. Sterk geritualiseerde handelsverdragen binden ver uiteenliggende nederzettingen. Bezit van rijstakkers heeft koppensnellen vervangen als statussymbool.
Bij de zuidelijke Kalinga ontstaat op basis hiervan een aristocratie. Huwelijksen verwantschapssysteem zijn gebaseerd op regionale endogamie. De noordelijke Kalinga leggen in hun religie veel nadruk op goede en kwade geesten, de zuidelijke vooral op voorouderverering.LITT. E.P.Dozier, The Kalinga of northern Luzon, Philippines (1967).