v., boormethode bij de petroleumwinning waarbij het boorgereedschap hangt aan een kabel.
ⓔ De kabelboring is een in den droge werkende wijze van boren waarbij men het aan een (boor)kabel opgehangen boorgereedschap (de beitel) met behulp van een op het maaiveld staande boorkraan (boortoren) afwisselend ophijst en laat vallen. Door de klap (stoot), waarmee de beitel op de bodem van de boorput aankomt, verbrijzelt hij het gesteente. Dit boorgruis wordt met een puls omhooggehaald. Doordat er geen vloeistofkolom (spoelingkolom) in het boorgat aanwezig is (als bij het draaiend ➝boren), wordt een (plotseling) opkomende gasof oliedruk niet gekeerd. Deze omstandigheid is (was) oorzaak dat er bij het boren met deze methode veel wilde putten (spuiters) optraden. Kabelboringen worden nog steeds gebruikt bij het boren van waterputten en van ondiepe schietputten in extreem hard gesteente voor de seismische exploratie.