Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kaar (geologie)

betekenis & definitie

m. (karen), nisvormige uitholling in het middenen hooggebergte ontstaan onder invloed van de sneeuw.

(e) Het ontstaan van een kaar wordt toegeschreven aan de erosieve werking van bewegend firnijs (→gletsjer) en vorstwerking bij de randspleet. Vaak liggen karen in groepen naast elkaar of onder elkaar (indien gevuld met water en verbonden met een stroompje, ook paternoster genoemd). Een kaar heeft vaak aan de ene kant een steile wand en aan de andere kant een drempel (afb.). In sommige karen ligt een kaargletsjer (zonder gletsjertong).

< >