Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Jordanië

betekenis & definitie

(al Mamlaka al Oerdoeniya al Hasjimiya), koninkrijk in Zuidwest-Azië, begrensd door Israël, Saoedi-Arabië, Irak en Syrië, 95396 km2, 2,7 mln. inw. Hoofdstad: Amman.

FYSISCHE GESTELDHEID. Reliëf en afwatering. Jordanië is voornamelijk een sterk doorsneden plateau en bestaat voor viervijfde uit woestijn en steppe. Alleen het gebied ten westen van de Jordaan (sinds 1967 door Israël bezet) dat halverwege de Dode Zee begint en 100 km noordelijker ophoudt, is vruchtbaar land. In het westen zijn kalksteenheuvels. Op één daarvan, de Djebel Ailjoen (1261 m), ontspringen verscheidene rivieren, die in de Jordaan uitmonden. De Jordaan mondt in het westen uit in de Dode Zee, die geen afwatering heeft: de verdamping en de toevoer van nieuw water uit de Jordaan en uit bronnen onder water houden elkaar in evenwicht.

Door de eroderende werking van de rivieren ontstond in het westen vruchtbare grond (terra rossa en zwarte aarde). De gehele Jordaanvallei ligt beneden zeepeil. De trog van de Jordaan is de diepst gelegen vallei ter wereld (bij de uitmonding in de Dode Zee ca. 400 m beneden zeepeil) en maakt deel uit van het slenkencomplex waar ook de Rift Vallei (Kenia) toe behoort. Ten oosten van het dal liggen de Transjordaanse bergstreken Gilead, Moab en Edom.

Klimaat. Jordanië is warm en droog. Amman heeft een gemiddeld dagelijks maximum in juli van 31,5 °C. De neerslag neemt af naarmate het land lager wordt en zuidoostelijker ligt. In het hoger heuvelland in het noorden bedraagt de neerslag ca. 700 mm, in het zuiden van het Jordaandal minder dan 100 mm. Het zuidoosten heeft aride gebieden.

BEVOLKING. Na het uitroepen van de staat Israël werd Palestina verdeeld: Transjordanië werd vergroot met de westoever van de Jordaan, waar ca. 460000 mensen leefden. Bovendien stroomden toen ca. 0,5 mln. vluchtelingen toe. Zo werd het vm. Transjordanië vergroot met ca. 10 % land tot een Jordanië met 130 % meer inw. Vanaf het ontstaan van Jordanië is er een gestage migratie van de westnaar de oostoever geweest.

Dit werd hoofdzakelijk veroorzaakt door betere werkgelegenheidsperspectieven tengevolge van de industriële ontwikkeling in Amman en Zarka. Deze migratie bracht grote werkloosheid rond de steden. Dit werd verergerd door de oorlog van 1967 toen Israël de westoever bezette en 200000 vluchtelingen naar de oostoever trokken. Van de 2,7 mln. inw. is ca. 46 % in steden woonachtig. Op de westoever is in het noorden de stad Nabloes van belang, in het zuiden zijn het Jericho, Hebron en het door Israël geannexeerde Jeruzalem. Op de grotere oostoever domineren Amman en Zarka.

In het uiterste noorden is Irbid een regionaal centrum, naar het zuiden Maan en Akaba. De bevolking bestaat vrijwel geheel uit Arabieren (een minderheidsgroep van Circassiërs) en groeit ca. 3,3 % per jaar. Het geboortencijfer is 48 %o, het sterftecijfer 16 %o, zodat de bevolking zich in 21 jaar kan verdubbelen. Grote delen van Jordanië zijn nauwelijks bewoond (in de bewoonde delen is de dichtheid ca. 190 inw./km2). Van de bevolking is 2 % nomadisch.

Godsdienst. Van de bevolking is 90 % soennitisch islamitisch, de overigen zijn m.n. christen. Communicatie. In Jordanië verschijnen vijf dagbladen, waarvan één in het Engels. De Jordaanse radiodienst verzorgt uitzendingen in het Arabisch en in het Engels. Er zijn ca. 200 000 radiotoestellen.

De televisie-uitzendingen zijn in 1968 begonnen en worden door ca. 180 000 toestellen in het land ontvangen. Er zijn ca. 21500 telefoons aangesloten. ECONOMIE. De economische ontwikkeling gaf tot de oorlog in 1967 door de buitenlandse hulp van m.n. de VS en Groot-Brittannië een gunstig beeld te zien. De perikelen na juni 1967 op militair terrein hebben de positieve gang van zaken ernstig belemmerd. In de agrarische sector is 39 % van de bevolking werkzaam, 10,7 % in de industrie.

Landbouw. Het Oost-Ghor-project is een belangrijk irrigatieproject. Van de Jarmoek wordt water benut voor irrigatie ten zuiden van het Meer van Tiberias tot op de hoogte van Zarka. Het project begon in 1958 en omvat een gebied van ca. 350 km2. Groenten nemen de helft van het areaal in, ook de fruitteelt is goed ontwikkeld, maar tarwe is het grootste enkelvoudige gewas gebleven. Bij dit modernisatieproces heeft vooral de Jordanian Agricultural Extension Service goede diensten bewezen.

Het project gaat vergezeld van een landbouwhervormingsprogramma. De bodemerosie wordt in de hooglanden tussen Amman en Irbid ter weerszijden van de Wadi Zarka doelmatig bestreden door een project bodemconservatie. Ca. 50 % van het gebied wordt bebouwd met granen (m.n. tarwe en gerst).

De voornaamste gewassen (met jaarproduktie) in 1975 waren: tarwe (50 000 t), tomaten (145 000 t), meloenen (50 400 t), olijven (35 000 t), gerst (11 800 t), aubergines (39 600 t), linzen (5200 t), komkommers (18 000 t), citrusvruchten (12 800 t).

Energie. De energievoorziening wordt bijna geheel door olie gedekt, die volledig moet worden ingevoerd. Er zijn ca. 30 krachtcentrales, waarvan de grootste die van Amman en Zarka zijn. In voorbereiding is een elektrificatieprogramma. Mijnbouw. Van de delfstoffen in Jordanië wordt naast zout uit de Dode Zee en bouwmateriaal de fosfaatwinning (produktie in 1975 1,3 mln. t) ter hand genomen.

Fosfaat wordt gevonden bij Roeseifa. In de Dode Zee zijn potas-, in het zuiden mogelijk petroleumvoorraden. Vermoed wordt dat er aanzienlijke voorraden koper, ijzererts, nikkel en mangaan zijn. In mrt. 1974 werd bekendgemaakt dat ca. 55 mln. t koper in Zuid-Jordanië was ontdekt.

Industrie. Voorzover er industrie is, is die geconcentreerd rond Amman, Soeweilih en Zarka. Ca. 65 % van de fabrieken produceert voedingsmiddelen of kleding. De zwaardere industrie (cement, fosfaat en olieraff inage) is economisch van groot belang. Bij de visrijke Golf van Akaba is visindustrie gepland. In samenwerking met de VS wordt in Jordanië een nieuwe fosfaatfabriek gebouwd.

De olieraffinaderij bij Zarka wordt uitgebreid. De papier-, wolen lederindustrie groeit vrij snel. Handel. De handelsbalans is steeds zwaar negatief. De belangrijkste handelspartners zijn de VS, GrootBrittannië, de BRD, Syrië en Saoedi-Arabië. Geïmporteerd worden m.n. metaalhoudende mineralen, voedingsprodukten, kleding, vee en veeteeltprodukten en chemische produkten. De uitvoer bestaat uit fosfaten, groenten en fruit, tomaten en sigaretten.

Verkeer. Jordanië heeft 3255 km verharde weg, waartoe de Desert Highway (Akaba-Amman) behoort. Aan spoorlijnen heeft het echter maar 366 km. Het aantal autos in Jordanië is 21000. De voornaamste havenplaats is Akaba. Jordanië heeft een eigen luchtvaartmaatschappij.

Toerisme. Jordanië heeft voor de toeristenindustrie een geweldig potentieel, dat door de politieke problemen onvoldoende aangeboord kan worden. STAATSINRICHTING. Jordanië is een constitutioneel koninkrijk krachtens de grondwet van 7.11.1951. Regerend vorst is sinds 1952 Hoessein. Troon-opvolging gaat volgens de mannelijke lijn. De wetgevende macht berust bij de koning en de Nationale Vergadering, die uit een Senaat (30 leden) en een Huis van Afgevaardigden (60 leden) bestaat. De Senaat wordt door de koning benoemd, het Huis wordt via algemene verkiezingen gekozen.

Beide kamers zitten voor vier jaar. Het kabinet is verantwoording schuldig aan het Huis van Afgevaardigden.

Rechtspraak. De rechtspraak berust op de islamitische wetgeving en bestaat uit een Hof van Cassatie, een Hof van Appel, kantongerechtshoven, magistratenhoven en religieuze hoven.

Munt. De munteenheid is de Jordaanse dinar (1000 fila). Op 1.1.1978 was de koers: 1 Jordaanse dinar = f7,30 = BF104.

Onderwijs. Van de Arabische landen heeft Jordanië het kleinst aantal analfabeten; in de leeftijdsklasse 15—24 jaar 38 %. Het Ministerie van Onderwijs schrijft de leerboeken voor. Jordanië is opgedeeld in verscheidene onderwijsdistricten, die redelijk autonoom zijn. Het basisonderwijs is gratis en waar mogelijk verplicht voor 6 8-jarigen voor negen jaar onderwijs. In 1976 waren er meer dan 2000 scholen voor basisen vervolgonderwijs.

Er zijn zeven lerarenopleidingen, drie landbouwscholen, vijf nijverheidsscholen en drie verpleegen kinderverzorgingsopleidingen. In 1962 is de universiteit van Jordanië geopend. Voor Palestijnse vluchtelingen zijn er aparte scholen.

Defensie. Het leger beschikt over 61000 man en is uitgerust met Amerikaanse en Britse tanks. De paramilitaire macht bestaat uit een burgermilitie (7000 man) en een mobiele politiemacht (3000 man). De dienstplicht is twee jaar.

LITT. W.B.Fischer, The Middle East (1971); Jordanië, Landendocumentatie KIT (1973); P.Beaumont, G.H.Blake en J.M.Wagstaff, The Middle East (1976); P.G.N.Peppelenbosch en E.Teune,De wereld der Arabieren (2e dr. 1976). GESCHIEDENIS. Voor de geschiedenis van het gebied ten westen van de Jordaan tot 1948: Palestina.

Van de oudheid tot 1946. In oudtestamentische tijd bestonden in het gebied van Transjordanië de koninkrijken Edom (zuiden), Moab (ten noorden van Edom), een rijk der Amorieten (nabij het huidige Madaba), Ammon (rondom het huidige Armman), Basjan (Bazan) met Gilead. De Israëlieten overwonnen de Amorieten en het koninkrijk van Basjan, maar konden de Edomieten, Moabieten en Ammonieten niet definitief onderwerpen. Ca.600 v. C. traden de Nabateeërs, een Arabische stam, op en vestigden zich in Petra. Zij regeerden soms tot aan Damascus, Petra, de stad in rotsen uitgehouwen, lieten zij na.

Na de dood van de Macedonische koning Alexander de Grote vestigden Grieken zich langs de grote handelswegen, o.a. in Gerasa (het huidige Djeras) en in Philadelphia (het huidige Amman). In 63 v.C. veroverden de Romeinen het gebied en vestigden er de Pax Romana. Zo werden de le en 2e eeuw de periode van de grootste welvaart voor Transjordanië. Landbouw, handel en kunsten bloeiden. De Arabische stam der Bani Ghassan ging over tot het christendom. Na de overwinning van de islamitisch geworden Arabieren in 636 op keizer Heraklios van Byzantium, nam het land de islam aan.

In 1099 stichtten de kruisvaarders het koninkrijk Jeruzalem; het gebied ten oosten van de Jordaan werd hun verdedigingszone (versterkingen o.a. te Kerak). In 1187 volgden de tegenaanvallen onder sultan Saladin. Deze voegde Syrië, Jordanië en Egypte bijeen. In 1516 namen de Turken de heerschappij over.

In 1908 begon de moderne geschiedenis van Jordanië met de voltooiing van de Hidjaz-spoorweg, de pelgrimsroute van Damascus naar Medina. In 1920 kreeg Groot-Brittannië het mandaat over Palestina; een autonome administratie werd opgezet in het gebied ten oosten van de Jordaan. In 1921 werd emir Abdoellah, zoon van koning Hoessein van Mekka, erkend als de facto-regeerder van Transjordanië. In

1946 erkende Groot-Brittannië de onafhankelijkheid van Transjordanië; emir Abdoellah werd uitgeroepen tot koning.

Het onafhankelijke Jordanië (1946). Transjordanië was het enige Arabische land dat het er in 1948 in de oorlog tegen Israël, dank zij het door de Britten in de jaren twintig gestichte Arabische Legioen, goed afbracht. Dientengevolge kon het in dec. 1948 het Noordoost-Palestijnse gebied inlijven. Toen het zich aan beide zijden van de Jordaan uitstrekte, werd de naam in Jordanië veranderd. In 1951 werd koning Abdoellah vermoord. Zijn zoon en opvolger Talal (1951—52) werd wegens geestesziekte opgevolgd door Hoessein, die tot 1953 onder regentschap stond. Hoesseins bewind kreeg een bewogen karakter, m.n. als gevolg van de oorlog tegen Israël, die de oorspronkelijke Jordaanse bevolking van 400 000 inwoners verviervoudigde.

In 1956 leverden de verkiezingen een overwinning op voor de nationale socialisten onder leiding van Naboelsi. Deze werd premier. Zijn kabinet stond op slechte voet met Hoessein. In 1957 trad het kabinet af, waarna Hoessein autoritair ging regeren, daarbij vooral steunende op het leger en de Bedoeïenenstammen. De moord op zijn neef koning Feisal 11 van Irak bracht Hoessein in een benarde positie (1958); hij werd korte tijd geassisteerd door Britse parachutisten. In 1967 verbond hij zich met Egypte en Syrië tegen Israël.

De junicampagne reduceerde Jordanië in feite tot het vroegere Transjordanië, waardoor het zijn meest ontwikkelde, welvarendste en vruchtbaarste gebied verloor. Ook daarna deden zich nog herhaaldelijk militaire incidenten met Israël voor. Hoessein bleef bekneld tussen zionisme en republikeinse panarabisme (Panarabische Beweging). De voornaamste factor in de binnenlandse politiek van Jordanië tussen 1967—71 was de rivaliteit tussen de regering en de bevrijdingsorganisaties, m.n. AlFatah (➝Fatah, Al). Deze organisaties hadden de vluchtelingenkampen zelf in beheer en genoten veel steun onder de Palestijnse meerderheid van de Jordaanse bevolking.

Hun acties gaven grote spanningen en lokten tegenacties van Israëlische zijde uit, waardoor de weg naar een Israëlisch-Jordaanse vrede volledig werd geblokkeerd. Er volgden botsingen tussen guerrillas en het Jordaanse leger, die in juni 1970 uitmondden in een strijd van zeven dagen in en rond Amman. Eind aug. braken op grote schaal gevechten uit. Syrië intervenieerde, waarna de Amerikanen een dreigende houding aannamen. Verscheidene bemiddelingspogingen van de Arabische landen faalden. In 1971 behaalde Hoessein tenslotte de overwinning, maar verspeelde de steun van Libië en Koeweit.

De Amerikanen voerden hun steun aan Jordanië op. Hoessein verbood elke guerrilla-activiteit binnen de Jordaanse grenzen. Maar het Palestijnse probleem was hiermee niet opgelost. Er werden aanslagen gepleegd op vooraanstaande Jordaniërs. In sept. 1971 werd Wasfi Teil, premier en minister van Defensie, door de Zwarte-Septemberbeweging vermoord.

In de periode na de vernietiging van het Palestijnse verzet probeerde Hoessein zijn politieke positie weer te verbeteren. In sept. 1971 stichtte hij de Jordaanse Nationale Unie (later: Arabische Nationale Unie, opgeheven in febr. 1975), hetgeen bedoeld was als een poging om de monarchie in een volksbeweging te verankeren. Volgens het program van deze enige legale Jordaanse partij vormt de bevolking ‘een ondeelbaar deel van de Arabische natie’. In deze zinsnede komt het dilemma van Hoessein tot uiting: nationalisme betekent in Jordanië veelal Palestijnse of Panarabische in plaats van Jordaanse bindingen. Hoessein steunt nog steeds op de Bedoeïenen en zijn positie onder de talrijke vluchtelingen blijft zwak. In mrt. 1972 ontvouwde de koning een plan voor een Verenigd Arabisch Koninkrijk.

Dat zou een federatie moeten worden van Jordaans gebied met Amman als hoofdstad en een Palestijns gebied met Jeruzalem als hoofdstad. Het plan riep zulke negatieve reacties op bij de Arabische landen, Israël en bij de Palestijnse organisaties, dat Jordanië geïsoleerd raakte. Pas in sept. 1973 wist Hoessein zich met de Egyptische president te verzoenen.

Tijdens de Oktoberoorlog van 1973 steunde Jordanië Syrië door het zenden van troepen, maar vocht niet actief mee. Sinds de Oktoberoorlog is Hoesseins houding ten opzichte van de Palestijnen steeds ambivalent geweest. Hij erkende het bestaansrecht van een Palestijnse staat en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) als enige wettige vertegenwoordiger van het Palestijnse volk. Hij erkende echter niet het recht van de Palestijnen op de bezette westelijke Jordaanoever, zoals door de Arabische top in Rabat in 1974 was bepaald. Hoessein wil wel de Palestijnen volledige autonomie geven, maar in

1974 werden hiervan blijkens een Egyptisch-Jordaanse overeenkomst de in Jordanië wonende Palestijnen uitgesloten. Begin 1975 ontbond Hoessein het Jordaanse parlement, dat voor 50 % afkomstig was van de westelijke Jordaanoever. Algemene verkiezingen werden voor onbepaalde tijd uitgesteld. Een positief gevolg van de topconferentie van Rabat was dat de Jordaanse relaties met de rest van de Arabische wereld beter werden. Vooral met Syrië kwam een hechte samenwerking tot stand. De betrekkingen tussen Jordanië en de PLO werden beter. Tijdens de topconferentie van Cairo (nov. 1976), waarbij een nieuw vredesoffensief voor het Midden-Oosten werd gelanceerd en waarbij ook Hoessein aanwezig was, ondernam de PLO stappen om zich met de koning te verzoenen. Op 8.3.1977, tijdens de Afro-Arabische topconferentie in Cairo vond een ontmoeting plaats tussen Hoessein en PLO-leider Jasser Arafat. In april 1977 bezocht Hoessein de Amerikaanse president J.Carter om het vredesoffensief voor het Midden-Oosten te bespreken. Jordanië heeft een sleutelpositie doordat het een beslissende stem heeft over de politieke band die er tussen Amman en een Palestijns Nationaal Tehuis zou kunnen ontstaan en doordat Hoessein ook Palestijnen, zelfs leden van de PLO, kan opnemen in zijn Jordaanse delegatie naar de Geneefse vredesconferentie.

LITT. R.Patai, The kingdom of Jordan (1958); B. Shwadran, Jordan, a state of tension (1959); J.P. Alem, Le proche Oriënt arabe (1964); A.H.A. Abidi, Jordan, a political study 1948-1957 (1965);

C.Biegel, Het Midden-Oosten (1967); P.J.Vatikiotis, Politics and the military in Jordan 1921—57 (1967); J.M.Verdes, Pour les Fidayine (1969); N.H.Aruri, Jordan: a study in political development, 1921-1965 (1972); P.W.Copeland, The land and people of Jordan (1972).

< >