Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

jood , jodium

betekenis & definitie

[➝Gr. iodes, violetkleurig naar de kleur van de damp], o., (ook: jodium), symbool I, scheikundig element.

(e) Jood werd in 1811 door B.Courtois ontdekt en door J.L.Gay-Lussac nauwkeuriger onderzocht. Het behoort tot de 7B-groep van het ➝periodiek systeem, de ➝halogenen. Jood neemt gemakkelijk een elektron op onder vorming van R met een xenon-elektronenstructuur. Ook I5+ en I7+ zijn bekend. Verbindingen waarin jood voorkomt als I+ of I3+-ion zijn b.v. K+[Cl.I.Cl]en K+ [ICl4]. Eigenschappen.

In organische oplosmiddelen lost jood op met violette kleur (tetra, chloroform), of een rode lichtbruine kleur (benzeen, ether, alcohol, aceton). In deze oplossingen vindt men steeds alleen moleculen I2: de kleuren ontstaan door solvatatiewisselwerking tussen I2 en vloeistofmoleculen, die bij violet het zwakste is. In water lost I2 niet op. De in de analytische chemie belangrijke ‘jodiumoplossing’ is een oplossing van I2 en KI onder vorming van het complex KI3 in water. Verscheidene isotopen van 117I—139I zijn kunstmatig gemaakt. Deze zijn alle radioactief, behalve het in de natuur voorkomende 127I. Het isotoop 131I met een halveringstijd van acht dagen wordt als ➝tracer gebruikt.

De oplossingen in de niet-waterige oplosmiddelen (zwavelkoolstof, tetrachloorkoolstof) worden toegepast om jood uit waterige oplossingen af te scheiden, resp. erin aan te tonen. In zijn chemische eigenschappen komt jood met de andere halogenen overeen, hoewel de affiniteit tot waterstof en metalen geringer is. Met zuurstof kan het niet direct worden verbonden. Van de halogenen verbindt jood zich alleen met fluor en chloor. De langs een omweg gevormde verbinding met stikstof is hoogst explosief.

Analytisch wordt jood aangetoond door de intense blauwkleuring, die het met een stijfseloplossing geeft onder vorming van joodstijfsel, en door het vrije element met een organisch oplosmiddel als zwavelkoolstof of tetra uit de waterige vloeistof uit te schudden, waarbij het met violette kleur in oplossing gaat. Kwantitatief bepaalt men jood bij voorkeur titrimetrisch. Joodionen kan men aantonen, doordat zij met zilverionen onoplosbaar geel zilverjodide geven en doordat een oxidatiemiddel vrij jood afscheidt.

Voorkomen. Jood komt in de natuur buitengewoon verspreid voor, maar nergens in grote hoeveelheden. Joodmineralen zijn alleen het jodyriet (AgI) en de jodiden van enkele andere metalen, die voorkomen in de geoxideerde gedeelten van sommige ertsgangen. Jood komt verder voor in al het water op aarde. Het gehalte van het zeewater is ca. 40 mg/1. De verschillende zeeplanten nemen het op en hun as (kelp) bevat 0,4-1,7 % jood.

Overigens bevatten alle planten organisch gebonden jood, waarschijnlijk een bestanddeel van het chlorofyl. Ook het dierlijk organisme bevat jood. Bij hogere dieren speelt het, als thyreojodine gebonden, een rol in de schildklier.

Bereiding en toepassing. Jood wordt technisch bereid uit de moederlogen van chilisalpeter, door de vloeistof, die het jood in de vorm van natriumjodaat bevat, met een mengsel van natriumsulfiet en bisulfiet te behandelen, waarbij het jood zich afscheidt en na filtratie en sublimeren technisch zuiver is. Ca. 75 % van de wereldproduktie van jood wordt verkregen als bijprodukt van de nitraatindustrie in Chiü. De rest wint men uit zeealgen en reuzenwieren of uit vulkanische bronnen. Ruwe jood, dat steeds nog een zeker percentage chloor en broom bevat, kan door sublimatie met kaliumjodide en kalk zuiver gemaakt worden. Het vormt bij gewone temperatuur zwarte schubben met grauwachtige, metallische glans.

Het kristalliseert in het rombische systeem. Jood in open vaten verhit, sublimeert. Jood is al sinds ca. 1850bekend als element om kropziekte, een gevolg van gebrek aan jood, te genezen. Voor een goede schildklierfunctie is dagelijks 100-300 mg jood nodig. ➝joodpreparaat.

< >