[Hebr., grote verzoendag], jaarlijkse Israëlitische boetedag, de 10e van de maand tisjri (7e maand: sept.-okt.), tien dagen na ➝rosj hasjana (nieuwjaar). De Jom Kippoer is met nieuwjaar verbonden door de gedachte van inkeer en bezinning en de hoop op de verkrijging van de goddelijke verzoening.
De tijd van nieuwjaar tot en met Jom Kippoer heet: de tien bekeringsdagen. De Jom Kippoer is de belangrijkste dag in het joodse jaar, het is de dag van Gods genade en barmhartigheid voor de zondige mens (Lev. 16,30). Het is niet alleen een volkomen rustdag met dezelfde bepalingen als die van de sabbat, maar tevens een dag waarop onthouding voorgeschreven is, vooral onthouding van spijs en drank. Dit vasten is geboden van de intrede van Jom Kippoer af (van zonsondergang tot zonsondergang; Lev.23,26-32). De vooravond (naar de aanvangswoorden van het openingsgebed Kol Nidrei genoemd) en de gehele volgende dag worden biddend doorgebracht. De melodieën van de gebeden van Jom Kippoer zijn van zeer oude datum.
Het hoogtepunt van de dag vormt het slotgebed (Hebr. Ne’ila). In de loop van de dag komt het ceremonieel van de vroegere tempeldienst in het gebed tot uiting, waarbij voorzanger en gemeente tot drie keer toe zich knielend ter aarde buigen. De dienst in de tempel te Jeruzalem is bepaald in Lev.16. Daar bracht de hogepriester offers voor zichzelf, voor zijn huis en voor de zonden van heel het volk door bloed van offerdieren te sprenkelen op het verzoendeksel van de heilige ark en op de grond voor de heilige ark. Daarbij sprak hij, nadat hij de zondenbelijdenis enkele malen had afgelegd, de onuitsprekelijke naam Gods (het tetragrammaton) uit, bij het horen waarvan het volk zich in aanbidding ter aarde wierp. Door deze beschrijving van Lev. in het gebed van Jom Kippoer op te nemen, voelt de jood zich historisch één met zijn verleden.LITT. I.Maarsen, De roep der hoogtijden (1940); J.Soetendorp, Symboliek der joodse religie (1958);
S.P.de Vries, Joodse riten en symbolen (2e dr. 1968).