(ook: Duivelaanbidders), Koerdische stam en sekte in de omgeving van Mosoel, in Iran en bij Aleppo; ca. 60000 zielen. Hun oorsprong is niet bekend.
Zij bezitten enige heilige geschiften, geschreven in het Arabisch en het Koerdisch. Hun godsdienst is een mengsel van oude animistische, zoroastrische en islamitische elementen. Hoewel zij geloven aan een algoed opperwezen, menen zij dat de duivel (Melek, Taoes, de engel Pauw) oppermachtig is op aarde doordat God hem na de schepping de wereldregering heeft overgedragen. Vandaar dat hun eredienst en leven erop gericht zijn de duivel tevreden te stellen. Sjeich Adi (tca.1160), een islamitisch geleerde, beschouwen zij als hun stichter. De Jezidis hebben een wereldlijk hoofd (emir), dat zetelt in het dicht bij het heiligdom van Sjeich Adi (ten noordoosten van Mosoel) gelegen dorp Baadri.
De Jezidis mogen geen blauwe kleren dragen en geen krijgsdienst verrichten. Hierdoor kwamen zij vroeger voortdurend in conflict met de Turkse regering. Hun cultus bestaat uit wassingen, muziek en lofzangen, extatische dansen en offergaven. Zij kennen spijsverboden, doop en avondmaal, besnijding en orakel. Zij geloven in een zielsverhuizing.LITT. I.Beg Chol, The Yazidis past and present (1934) ; K.E.MüIler, Kulturhistor. Studiën zur Gerechtsontwikkeling. Werken: Geist des römischen Rechts auf den verschiedenen Stuf en seiner Entwicklung (4 dln. 1852—65), Der Kampf ums Recht (1872; Ned. vert. 1874), Der Zweck im Recht (2 dln. 1877— 84), Scherz und Ernst in der Jurisprudenz (1884), Der Besitzwille (1889).
LITT. E.Wolf, Grosse Rechtsdenker der deutschen Geistesgesch. (4e dr. 1963; met bibliogr.); F.Wieacker, R.v.Jhering (2e dr. 1968).
