Deens schrijver, *20 januari 1873 te Farsø (Himmerland), ♱25 november 1950 te Kopenhagen; uit een Jutlands boerengeslacht, broer van Maria K.D.→Jensen. Jensen was journalist en reisde veel. Zijn voortreffelijke realistische vertellingen over het boerenleven in Jutland vormen een belangrijke bijdrage tot de streeklitteratuur, terwijl zijn romans vaak op exotische motieven zijn gebaseerd. Met zijn originele poëzie oefende hij grote invloed uit op de jongere Scandinavische dichters. Voorts schiep hij een nieuw litterair genre, de ‘mythe’: een mengeling van novelle, essay, causerie en reisbeschrijving. Van 1906—17 was Jensen een vooraanstaand cultuurcriticus. Zowel in boeken als in artikelen verdedigde hij Darwins evolutieleer. Deze ideeën heeft hij o.a. verwerkt in zijn zesdelige roman over de ontwikkeling van de menselijke geest en de techniek vanaf de ijstijd tot aan de ontdekking van Amerika. Jensen is een van de grootste Deense schrijvers van de 20e eeuw. Werken: novellen en schetsen: Himmerlandshistorier (3 dln. 1898—1910; vermeerderde uitgave, 1974), Myter (9 dln. 1907—44; Mythen); romans: Kongens fald (3 dln. 1900—01; De val des konings), Madame D’Ora (1904; Ned. vert. 1910), Den lange rejse (6 dln. 1908—22; Ned. vert. van dl.
II: De gletscher,1913), Gudrun (1936; Ned. vert. 1937); poëzie: Digt(1906; Gedichten). Uitgaven: Skrifter (8 dln. 1916);Digte (2e dr. 1954).
LITT. F. Johansen en A.Marcus, J.V.Jensen (2 dln. 1935—51); A.Schiøttz-Christensen, Om sammenhængen i J.V.Jensens forfatterskab (diss. 1956); J.EIbek, J.V.Jensen (1966); L.Nedergaard, J.V.Jensen (1968); D.Fries, Den unge J.V.Jensen (1974).