(Deens: Kobenhavn, koopmanshaven), hoofdstad van Denemarken op het eiland Sjaelland, 1,7 mln. inw. (33 % van de Deense bevolking) . Kopenhagen is de grootste haven van het land met veerhavens tot in het centrum van de stad en industriehavens aan de Sont. Tot de industrie behoren scheepsbouw, machines, textiel, plastics, brouwerijen en sigarenfabrieken.
Van de Deense industriearbeiders werkt 36 % in Kopenhagen. Ook worden er porselein en aardewerk vervaardigd. Uitgebreid amusementsleven; vele terrasjes, restaurants en vooral het vermaakspark Tivoli maken de stad ‘het Parijs van het Noorden’. Bekende gebouwen zijn de kastelen Amaliënborg, Charlottenborg,Christiansborg en Rosenborg, de kerken Vor Frelsers, Marmorkirche, Vor Frues en Holmens en de Beurs (Hollandse renaissance). Moderne cultuurmonumenten zijn het raadhuis (architect Nyrop), de Grundtvigkirke, de Thorwaldsenmusea en de koninklijke schouwburg. Het verstedelijkte gebied, Stor (Groot-København (ook Øresundstad genoemd) breidt zich vingervormig uit langs spoorlijnen en hoofdwegen. Het vliegveld Kastrup (1924) ligt op Amager en is de vierde Europese luchthaven.De oude stad biedt plaats aan banken, regeringsgebouwen, krantenconcerns. Verder zijn er gevestigd: de hoge raad en rechtbank voor de eilanden (Østre Landsret), universiteit (1479), diverse academies en hogescholen (techniek, farmacie, tandheelkunde, kunst). De ruime aanleg, de moderne woonwijken, de gebouwen en de sfeer van de binnenstad maken Kopenhagen tot een prachtige stad. GESCHIEDENIS. Het vissersdorp Havn kreeg in 1266 een burcht en werd een belangrijke havenstad.
In 1445 werd het tot hoofdstad verheven en in de 17e eeuw door Christiaan iv in Hollandse renaissancestijl verfraaid, in de 18e eeuw door Frederik v vergroot. De slechting van de wallen (ca. 1850) maakte verdere uitbreiding mogelijk.