(Medinat Jisraeel), republiek in West-Azië, begrensd door de Middellandse Zee, Egypte, Jordanië, Syrië en Libanon; 20700 km2 (exclusief de bezette gebieden), 3,5 mln. inw. Hoofdstad: Jeruzalem.
FYSISCHE GESTELDHEID Reliëf en afwatering. Israël kan worden onderverdeeld in de Middellandse-Zeekustvlakte, de heuvelrijen in Noorden Midden-Israël, de Grote Slenkvallei en de Negebwoestijn. De kustvlakte is smal en ca. 200 km lang. In het noorden liggen de gebergten van Galilea, die de hoogste punten van Israël bevatten. Zij worden van de bergen van Samaria en Judea gescheiden door de Vlakte van Jizreël, die de kustvlakte met de Grote Slenkvallei verbindt. De gebergten van Judea, Samaria en Galilea bestaan vooral uit kalksteen.
De ondergrond van de Negeb bevat graniet. De kustvlakten zijn alluviaal.
De Jordaan, die door de Grote Slenkvallei stroomt, is voor de drainage het belangrijkste. Hij stroomt uit in het Hoelameer, daarna in het Meer van Galilea en tenslotte in de Dode Zee. Andere rivieren zijn de Jarkon, de Oisjon en de Jarmoek. Klimaat. In het zuiden van Israël valt weinig regen. Daarentegen is het noorden vrij vochtig.
De zomers zijn heet en droog, behalve in de kuststreken, waar zeewinden voor afkoeling zorgen. De gemiddelde jaartemperatuur aan de kust is ca. 21 °C. Eilat (in het zuiden) heeft in jan. een gemiddelde temperatuur van 15 °C en in aug. een gemiddelde van 49 °C. De heuvelgebieden hebben soms in de winter sneeuw.
Flora en fauna. De flora is zeer gevarieerd. In het westen groeien altijdgroene bossen. In het kustgebergte treft men de aleppo-den aan. Landinwaarts zijn de bergen vaak bedekt met maquis. Overal groeit de Barbarijse vijg.
Oostwaarts wordt de vegetatie steppeachtig. Veel grond is in cultuur gebracht of volledig afgegraasd. In irrigatiegebieden vindt men een rijkdom aan citrusbomen, eucalyptusbomen en coniferen. Langs de Jordaan groeien wilgen, essen, oleanders en populieren.
De dierenwereld heeft langzaamaan aan verscheidenheid ingeboet door het verdwijnen van bossen. Panter en bruine beer hebben zich gehandhaafd. Verder treft men er gazellen, hyena’s, jakhalzen en klipdassen, patrijs, woestijnleeuwerik, vale gier en raaf aan. Israël heeft verscheidene dierreservaten.
BEVOLKING Algemeen. Ca. 20 % van alle joden woont thans in Israël. Door immigratie (tabel 1) en geboortenoverschot is de bevolking van Israël van 1948 —75 meer dan vervijfvoudigd. Van de bevolking woont 84,4 % in de steden. Hoewel de plattelandsbevolking is toegenomen, is zij ten gevolge van de sterke bevolkingsgroei procentueel afgenomen. Van de joodse bevolking was in 1973 47,9 % in Israël geboren (Sabras); 27,2 % was geboren in Europa of de VS; 24,9 % was geboren in Azië en Afrika. Tot 1948 kwam de immigratie overwegend uit Europa en de VS, na mei 1948 uit de Afrikaans-Aziatische landen.
De sterke oriëntaalse immigratie heeft aanvankelijk grote aanpassingsproblemen opgeleverd. Israël is een Europees georiënteerde maatschappij en dat vereiste een grote omschakeling voor de honderdduizenden joden die uit de islamitische wereld kwamen. Nog steeds bestaat er een zekere tegenstelling tussen oriëntaalse en westerse joden. De Israëlische regering heeft de integratie van de verschillende bevolkingsbestanddelen met kracht bevorderd. De dienstplicht heeft bij de integratie een zeer belangrijke rol gespeeld.
De Arabische bevolking woont in hoofdzaak in Galilea (Nazareth), Jeruzalem en in enkele andere plaatsen als Acco en Ramla. Aanvankelijk was de Arabische bevolking aan enige vrijheidsbeperkingen onderworpen. De Arabische bevolking van Israëlische nationaliteit heeft dezelfde rechten als de joodse bevolking, alleen behoeft zij geen dienstplicht te vervullen. Sedert de vestiging van Israël als staat is de Arabische bevolking in het parlement vertegenwoordigd geweest, evenals in plaatselijke overheden.
Ook heeft Israël te maken met ca. 1 mln. Arabieren in de bezette gebieden (ca. 68000 km2). Israël heeft in de bezette gebieden het Arabische ambtenarencorps intact gelaten, hoewel een militaire administratie beslissingsbevoegdheid heeft.
Taal. De officiële talen zijn Arabisch en Iwriet (modern Hebreeuws, gesproken door de joodse bevolking). Iwriet is in de laatste 100 jaar uitgegroeid tot een volwaardige taal.
Godsdienst. Er zijn ca. 3 mln. joden in Israël. Het jodendom is geen staatsgodsdienst. Er zijn twee hoofdstromingen in het jodendom in Israël: de Sefardische joden (van mediterrane of oriëntaalse oorsprong) en de Asjkenazische joden (uit Centraalen Oost-Europa). Beide groeperingen hebben een eigen opperrabbijn. De islamitische rechtbanken (kadis) passen de Sjaria (islamitisch recht) toe. Er zijn ca. 360000 islamieten in Israël.
De sabbat (zaterdag) en de joodse feestdagen zijn de officiële rustdagen, maar de andere godsdiensten passen hun eigen rusten feestdagen toe, die geheel gerespecteerd worden. Alle heilige plaatsen genieten wettelijke bescherming. De vrije toegang tot de heilige plaatsen is bij de wet gegarandeerd, evenals de vrije uitoefening van de godsdienst.
De christelijke bevolking (ca. 80000) behoort tot 30 verschillende kerkgenootschappen. De belangrijkste zijn: de Grieks-Katholieke Kerk, de GrieksOrthodoxe Kerk en de Rooms-Katholieke Kerk. Verder wonen er ca. 39000 Droezen in Israël. Communicatie. Er verschijnen 22 dagbladen met een oplage van ca. 600000 exemplaren. De invloedrijkste kranten zijn Haaretz en Davar.
Ook in de bezette gebieden is vrijheid van drukpers. De Israël Broadcasting Authority (IBA) is in 1948 gesticht en verzorgt radioprogrammas in twaalf talen. Er zijn 460000 radio-ontvangsttoestellen. De IBA verzorgt sinds 1968 ook de televisieprogrammas (390000 televisies).
ECONOMIE De Israëlische economie wordt gekenmerkt door een bijzonder snelle groei, die het gevolg is van de snelle immigratie en van een belangrijke kapitaalimport. Deze laatste is afkomstig van Duitse herstelbetalingen, van eigen kapitaal van immigranten, van giften in vreemde valuta in hoofdzaak afkomstig van joden uit het buitenland, en van buitenlandse investeringen. De economie wordt ongunstig beïnvloed door de geweldige uitgaven die voor de defensie nodig zijn. Aan de andere kant brengt de defensie-inspanning ook werkgelegenheid.
Landbouw en veeteelt. Bij de vestiging van de joden rond de eeuwwisseling speelde de vestiging op het land een grote rol. Het zionisme legde veel nadruk op de totale verandering van de situatie van de ghettojood. Het land, dat de immigranten na 1880 aantroffen, was schijnbaar totaal onvruchtbaar. Er waren grote moerasgebieden en er heerste malaria. Andere gebieden dienden geheel ontsteend te worden, voordat zij in cultuur konden worden gebracht.
Op het platteland ontstonden de gemeenschappen IsraëI, BEVOLKING. Tabel 1. Immigratie van 1948—75 periode aantal immigranten
1948-60 970000
1960 -65 258800
1965 -70 94700
1971 41900
1972 55800
1973 54900
1974 32000
1975 20000
Israël, ECONOMIE. Tabel 2. Agrarischeproduktie van 1971-75 produkt produktie in de periode
1971-72 1972-73 1973-74 1974-75
X 1000 t X 1000 t X 1000 t X 1000 t tarwe 301,4 241,5 274,0 243,3 gerst 32,8 17,9 30,2 20,6 sorghum 40,4 29,7 34,2 32,2 hooi 132,5 126,8 138,0 148,4 aardnoot 19,8 14,6 18,0 18,8 katoen 40,3 37,4 49,8 48,8 suikerbiet 248,5 217,3 116,7 259,0 meloen 161,7 127,0 124,0 134,0 groente 502,0 532,7 496,2 609,2 aardappel 143,1 165,1 152,4 163,0 citrusfruit 1552,8 1688,6 1698,0 1506,0 grapefruit 334,3 390,8 395,5 416,8 citroen 39,9 45,4 36,5 37,7 sinaasappel 1115,7 1179,6 1192,9 979,5 die als kibboets en mosjav algemeen bekend zijn geworden. De eerste kibboets (Degania, aan de Jordaan even ten zuiden van het Meer van Gallilea) dateert van 1909. Privé-eigendom binnen de gemeenschap werd af geschaft. Het huren van arbeidskrachten tegen loon werd verworpen. Alle aankopen en verkopen, ook voor de persoonlijke behoeften, geschieden door de groep collectief. Het voornaamste verschil tussen de kibboets en de mosjav is, dat in de mosjav wel privé-eigendom erkend wordt.
Het aantal kibboetsiem bedraagt ca. 240, het aantal mosjaviem ca. 215. De totale bevolking tezamen bedraagt ca. 120000. Nagenoeg de totale landen tuinbouw en veeteelt speelt zich af in de collectieve vestigingen. Het totale bebouwde oppervlak bedroeg in 1948 -49 165000 ha, waarvan 30000 ha bevloeid. In 1975 bedroeg dat oppervlak 432000 ha, waarvan 182000 bevloeid. De produktie van citrusvruchten is nog altijd het belangrijkste; daarnaast neemt de produktie van allerlei ander fruit (b.v. avocados) sterk toe (tabel 2).
De produktie van verschillende graansoorten neemt sterk toe. Hoewel Israël wel altijd afhankelijk zal blijven van invoer voor zijn graan, kan in een goed jaar de helft van de tarweproduktie van eigen bodem komen. Voor fruit, groenten, gevogelte, eieren, melk en melkprodukten is Israël niet van invoer afhankelijk. De verkoop van de agrarische produkten is bijna geheel coöperatief. De grootste coöperatieve organisatie is Tnoeva.
De belangrijkste landbouwgebieden zijn de kustvlakte, waar de meeste citruscultuur zich bevindt; de vlakte van Jizreël (granen, voederbieten, aardappelen, tomaten, citrus en ander fruit), de Jordaanvallei (rijst, suikerriet, aardnoten, bananen). Rond het Meer van Galilea vindt veel fruitteelt plaats (druiven, dadels, aubergines, avocados). Wijnproduktie in hoofdzaak rond de oude vestiging Zichron Jaakov in de westelijke kustvlakte.
De watervoorziening is het belangrijkste probleem voor alle agrarische nederzettingen. Na de wintermaanden valt er in het gehele land haast geen regen meer. De belangrijkste waterhoeveelheden bevinden zich in het noorden, terwijl het water juist in het zuiden het hardste nodig is. Zo voert o.a. het irrigatieproject The National Water Carrier het water uit het noorden naar de Negebwoestijn in het zuiden. Er zijn plannen om in samenwerking met de VS in nucleaire installaties zeewater te ontzilten voor irrigatie.
Het grootste gedeelte van de agrarische gronden behoort aan het Joods Nationaal Fonds (JNF; 1901). Dit fonds geeft zijn gronden uit in pachten van 49 jaar, op basis van bijbelse voorschriften ten aanzien van het Jubeljaar. Bijna alle agrarische nederzettingen staan op JNF-grond. Het fonds doet veel voor ontginning, opening (wegenaanleg) en bebossing. Energie. Elektriciteit wordt thermisch opgewekt.
In 1952 is de Israëlische Atoomenergiecommissie geïnstalleerd. Met behulp van de VS is bij Tel-Aviv-Jaffa een atoomreactor gebouwd en met Franse hulp een in de Negebwoestijn. In 1975 werd besloten tot de bouw van een kerncentrale (capaciteit 600 MW) die 15 % van de elektriciteitsbehoefte zal moeten dekken.
Industrie. De industriële ontwikkeling ving aan met de verwerking van de chemicaliën, die in de Dode Zee als grondstoffen voorhanden zijn. Daarna volgde de verwerking van citrusprodukten tot verduurzaamde levensmiddelen. Frankrijks weigering om onderdelen voor de Mirage-vliegtuigen te blijven leveren heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de ontwikkeling van de elektronische industrie. M.n. na 1973 (Jom Kippoer Oorlog) volgde een enorme groei van Israël Aircraft Industries. Deze is de grootste industriële vestiging in het land (ca. 15000 werknemers).
De textielen confectie-industrie is in omvang niet groot. Zeer belangrijk is de diamantindustrie. Voor bepaalde soorten stenen heeft Israël vrijwel een monopolie. Het land behoort tot de grootste diamantslijperscentra. Ter verbetering van zijn industriële positie tracht Israël op gunstige voorwaarden buitenlandse vestigingen en deelnemingen aan te trekken. De Israël Investment Authority met vele vestigingen in industrielanden bemiddelt daartoe.
In het binnenland zijn er een aantal ontwikkelingsgebieden tot stand gekomen. Kleine en grote industriële ondernemingen worden in die gebieden opgezet.
Handel. De handel is m.n. geconcentreerd in TelAviv-Jaffa en Haifa. Het bankwezen is goed georganiseerd. De belangrijkste handelspartners zijn de VS, Groot-Brittannië en de BRD. Op 11.5.1975 sloot Israël een handelsverdrag met de EG. Bankwezen.
Van 1948-54 fungeerde de in 1902 opgerichte Anglo-Palestina Bank als centrale bank. De Bank of Israël nam deze functie in 1954 over. Belangrijke handelsbanken die korte en middellange kredieten verstrekken zijn Bank Leumi Le Israël, Israël Discount Bank Ltd, Bank Hapoalim B M. Tot de overige bankinstellingen behoren de coöperatieve kredietverenigingen (voor o.a. leningen aan nieuwe immigranten), een aantal hypotheekbanken en enkele investeringsbanken.
Verkeer. Israël heeft een goed verzorgd en uitgebreid binnenlands wegennet. Er loopt een autoweg van Eilat langs de oostkust van het Sinai-schiereiland tot aan Sjarm-el-Sjeich. Israël heeft drie zeehavens. Haifa is de grootste en beschikt over de enige graansilo in het Midden-Oosten (Dagon) met een capaciteit van meer dan 100000 t. Sedert 1965 is Asjdod als zeehaven in gebruik.
De oude rede van Jaffa is gesloten. De derde haven is Eilat aan de Golf van Akaba. De voornaamste Israëlische scheepvaartmaatschappij is Zim. De grootste luchtvaartmaatschappij in Israël is El-Al, die het internationale luchtverkeer verzorgt. El-Al onderhoudt lijnvluchten op de voornaamste steden in alle werelddelen. Het binnenlandse luchtverkeer wordt verzorgd door Arkia.
Er is één internationale luchthaven: Ben Gurion Airport te Lydda bij Tel-Aviv-Jaffa. De totale spoorweglengte is 780 km.
Op grond van de open-bruggen-politiek vinden over de bruggen van de Jordaan naar Jordanië een levendig handelsen personenverkeer plaats. Inwoners van Arabische staten kunnen via deze bruggen op bezoek gaan bij familie in de bezette gebieden. Deze politiek geldt niet voor Israëlis. Toerisme. Het toerisme is een belangrijke bron van inkomsten voor Israël. Nadat het aantal toeristen na de Jom Kippoer Oorlog (1973) sterk was teruggelopen, liep het weer snel op tot ca. 800000 toeristen in 1976, exclusief de 150000 Arabische toeristen, die over de Allenbybrug via Jordanië het land binnenkomen. Pelgrimstochten zijn voor de toeristenindustrie van belang.
Het aantal hotels is sterk toegenomen. Uit protectie voor El-Al worden chartervluchten beperkt gehouden. Vele kibboetsiem hebben gastverblijven geopend, die, hoewel eenvoudig van opzet, doorgaans van een goede kwaliteit zijn.
STAATSINRICHTING Bestuur. Israël is een republiek met parlementaire democratie. De hoogste wetgevende macht berust bij de Knesset, de volksvertegenwoordiging, gekozen door algemene verkiezingen voor een periode van vier jaar. Zij bestaat uit één kamer met 120 zetels. Staatshoofd is de president, die door de Knesset voor vijf jaar wordt gekozen en daarna herkiesbaar is. Het land is verdeeld in zes administratieve districten (Jeruzalem, Noord, Haifa, Centrum, Tel-Aviv, Zuid).
Daarbinnen zijn plaatselijke en gemeentelijke bestuursorganen. Er bestaat geen grondwet, wel zijn er een aantal organieke wetten die fundamentele zaken regelen.
Rechtspraak. Deze is gebaseerd op Turks, Engels en vm. Palestijns recht. Kantongerechten, arrondissementsrechtbanken en speciale rechtbanken vormen de rechterlijke organisatie. Het Hooggerechtshof zetelt te Jeruzalem. Naast de civiele rechtspraak kent men religieuze rechtbanken die zich bezighouden met huwelijk, echtscheiding, alimentatie en erflatingen.
Munt. Munteenheid is het Israëlische pond (Hebr. sjekel), verdeeld in 100 agorot. De koers was in dec. 1977: 1 Israëlische f = f0,20 = BF3.
Onderwijs. Er is verplicht en gratis onderwijs voor alle kinderen van 5—16 jaar. Kleuteronderwijs, waarvan het laatste jaar verplicht is, wordt zeer algemeen gevolgd. Het omvat de leeftijd 3-5 jaar. Er zijn staatsscholen en bijzondere scholen (religie gebonden). Van de leerplichtigen gaat 68,5 % naar staatsscholen.
Het onderwijs wordt in het Iwriet en het Arabisch gegeven. Er zijn vijf universiteiten: de Hebreeuwse universiteit te Jeruzalem (1925); universiteit van Tel-Aviv (1956), de universiteit van Haifa (1963), de universiteit van de Negeb te Be’er Sjeba (1965) en de Bar-Ilanuniversiteit te Ramat Gan (1965).
Defensie. Krachtens de wet op de landsverdediging zijn mannen van 18—26 jaar drie jaar dienstplichtig en ongehuwde vrouwen in de leeftijd van 18—26 jaar 20 maanden. Meisjes uit streng orthodoxe gezinnen zijn vrijgesteld van militaire dienst. De dienstplicht omvat ook een periode waarin gewerkt wordt in de landbouw. Na hun militaire dienst vallen mannen en kinderloze vrouwen in de reserve tot resp. 55 en 34 jaar. De vredessterkte is 158500 man; ca. 400000 man kunnen binnen 72 uur gemobiliseerd worden.
De defensielasten zijn elk jaar uitzonderlijk hoog. Het leger beschikt over vele tanks. De luchtmacht (19000 man) bezit kleine bommenwerpers, onderschep vliegtuigen, jachtbommenwerpers, gevechtsvliegtuigen en verkenningstoestellen. De marine (4500 man) beschikt over onderzeeërs, patrouilleschepen, torpedobootjagers, verkenningsboten en landingsschepen.
LITT. S.Sitton, Israël, immigration et croissance 1948—58 (1963); M.Pallmann, Der Kibbuz (1966);
J.M.Landau, The Arabs in Israël (1969); Y.Karnton, Israël, A regional geography (1971); E.Orni en E.Efrat, Geogr. of Israël (1971); D.Weintraub, Immigration and social change (1971); S.Sitton,
L’économie d’Israël (1972).
CULTUUR Architectuur. Israël heeft een jonge bouwkunst. De Hebreeuwse universiteit met het Hadassaziekenhuis en het Israëlmuseum te Jeruzalem behoren tot de belangrijkste uitingen van moderne Israëlische architectuur.
Beeldende kunst. In 1906 werd in het toenmalige Palestina de Bezalelschool opgericht door Boris Schatz. Deze school legde zich toe op de toegepaste kunst en maakte daarbij gebruik van oosterse en joodse onderwerpen. Kunstenaars die na de Eerste Wereldoorlog naar Palestina emigreerden en die beïnvloed waren door het impressionisme, verzetten zich hiertegen. Zij stichtten een artiestenvereniging die van 1923-28 tentoonstellingen organiseerde in Jeruzalem. Zij werden de grondleggers van de Israëlische schilderkunst: m.n.
N.Gutmann en R. Rubin, J.Zaritski en M.Mokady, die abstracte schilderijen maakten. Zij stichtten met de dadaïst M. Janco in 1948 de groep New Horizons. Het werk van M.Ardon en de jongeren J.Bergner en N.Bezem is symbolisch. De moderne Israëlische schilderkunst sluit deels aan bij de joodse traditie en deels bij de internationale stromingen.
Bekend is het realistische werk van A.Ofek. J.Turmarkin en Y. Agam schilderen in een internationale stijl. Ben Zwi, die eerst in naturalistische stijl werkte, was de eerste beeldhouwer die abstract werk maakte, evenals zijn leerling Palombo. J.Danziger, J.Shemi en I.Hadani leggen zich toe op metalen constructies. Litteratuur. Hoewel Israël een land is waar vele talen worden gesproken, is bijna alle litteratuur in het Hebreeuws.
Enkele auteurs, van wie de bekendste de dichter A.Sutzkever is, publiceren in het Jiddisch. Omstreeks 1938 kwamen schrijvers naar voren die in hun werk de specifieke problemen van het land behandelden: het leven en de strijd in de jonge nederzettingen. Zij gebruiken het Hebreeuws als gewone omgangstaal, in tegenstelling tot de oudere schrijvers, die het alleen als litteratuuren liturgietaal kenden. De belangrijkste schrijvers waren S. Yishar, A.Meged en M.Shamir en de dichters Al Gilboa, J.Amichai en C.Guri. Na 1950 werd echter het contact met moderne litteraire stromingen in het buitenland groter en ging men zich tevens verdiepen in de geschiedenis van de joden.
Na het proces tegen Eichmann gingen de lotgevallen van de joden in de Tweede Wereldoorlog een grote plaats in de litteratuur innemen. In navolging van de Engelse poëzie is er in de dichtkunst een experimentele stroming. In de romans en verhalen handhaaft zich de traditionele structuur. De belangrijkste vertegenwoordigers van de jonge schrijvers zijn A.B. Yehoshu en de dichteres D.Rawikowitz. In 1966 werd aan S.J.→Agnon de Nobelprijs voor litteratuur toegekend.
Muziek. Zeer belangrijk voor het culturele leven is het Israël Philharmonic Orchestra, dat in 1936 als Palestine Orchestra in Tel Aviv werd gesticht. De grondlegger ervan is B.Hubermann. Een van de eerste dirigenten was A.Toscanini. Verder bestaan er symfonieen kamerorkesten, zoals het in 1965 opgerichte Chamber Ensemble. Israël heeft verscheidene vooraanstaande dirigenten en violisten.
De componisten zoeken in hun werken aansluiting bij de joodse en oosterse tradities en tevens bij de moderne stromingen. De bekendste onder hen zijn
P.Ben-Haim, O.Partosch, M.Seter, Y.Gilboa en J. Tal, die o.a. elektronische muziek schrijft.
De werken worden uitgegeven door het Israël Music Institute, een semi-overheidsinstelling. In Jeruzalem en Tel Aviv zijn muziekacademies gevestigd en verscheidene kleinere plaatsen hebben conservatoria.
Toneel. In 1932 vestigde zich te Tel Aviv het toneelgezelschap Habima, dat in 1918 te Moskou was opgericht. Dit werd in 1958 het nationale theater in Israël. De bekendste spelers zijn: C.Rowina en A. Meskin. In 1926 werd het arbeiderstheater Ohel opgericht en in 1944 het Kameri Theater.
Naast deze drie grote gezelschappen vindt men het stedelijk theater van Haifa en dat van de impresario Godik, dat uitsluitend musicals brengt. Er is een toneelschool naast vormen van scholing van amateurs. De bekendste toneelschrijver is N.Aloni.
Ballet. De volksdans, die door honderden dansgroepen wordt beoefend, neemt een belangrijke plaats in. De dansgroep Inbal, oorspronkelijk een Jemenitisch folkloristisch ballet, brengt nu moderne dansen. De dansgroep Bathseva werkt in de traditie van Martha Graham.
Film. De filmindustrie kwam op gang met de stichting van Israël Motion Picture Studios Ltd. Er is een vrij regelmatige filmproduktie (ca. 16 films per jaar). In 1970 verscheen van David Perlov Het leven van Ben-Goerion, in 1972 van Dan Wolman Floch. Bekende regisseurs zijn Uri Zohar (Big eyes, 1973), Assaf Dayan (Saint-Cohen, 1974) en Moshe Mizrahi (I love you Rosa, 1973, La vie devant soi, 1977).
LI TT. B.Tamuz (red.), Art in Israël (1966); M.Kohansky, The Hebrew theatre (1969); A.Sharon, Planning Jeruzalem (1973).
GESCHIEDENIS Gedurende de 30 jaar Brits mandaat in Palestina (1918—47) nam de totale bevolking daar toe van 650000 tot 1,8 mln. inw., terwijl het aantal joden steeg van 60000 tot 650000; het joodse aandeel in de bevolking steeg van 10 % tot ca. 35 %. Niettemin hadden de joden een gering aandeel in het landbezit. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog maakte een einde aan de Arabische revoltes en de joodse protestbeweging tegen het Britse bestuur. De joden boden voor de strijd tegen Duitsland een leger aan. De Britten vreesden echter de Arabische reacties en keurden pas in 1944 de vorming van de Jewish Brigade goed. Daarvoor hadden reeds 30000 joodse mannen en vrouwen in de Britse strijdkrachten dienst genomen.
Dat Groot-Brittannië Palestina bleef afsluiten voor joodse immigratie wekte echter veel verbittering. Dientengevolge kwam het in 1944 tot joodse terreurdaden. Ook na 1945 bleef de Britse politiek de Arabieren ontzien en de zionistische aspiraties fnuiken. De Britse troepen kregen het nu steeds moeilijker tegen de zionistische strijdkrachten (→Haganah). Infebr. 1947 besloot de Britse regering de zaak aan de VN voor te leggen. In nov. 1947 ging de Algemene Vergadering van de VN akkoord met verdeling van Palestina in een joods deel, Israël, en een Arabisch deel.
Dat de Arabieren dit voorstel verwierpen, berustte o.a. op de onevenredigheid van het verdelingsplan: 670000 joden zouden 55 % van Palestina krijgen, terwijl de mln. Palestijnse Arabieren het met de rest zouden moeten doen. Daar stond tegenover, dat Noorden Zuid-Israël slechts door een wespentaille zouden worden verbonden. Hetzelfde gold voor de verbinding tussen het noordoosten en noordwesten van Israël.
De staat Israël werd in mei 1948 uitgeroepen. Hij werd vrijwel direct erkend door de VS en de USSR.
Er volgde een oorlog tussen Israël en de Arabische staten, waarbij de laatste (met uitzondering van Transjordanië) werden verslagen. In 1948 volgde een wapenstilstand, waardoor Israël zijn nadelige begrenzing van 1947 drastisch corrigeerde. De Gazastrook bleef Egyptisch en Transjordanië annexeerde Noordoost-Palestina, waarna het de naam Jordanië aannam. De oude stad van Jeruzalem kwam onder Jordaanse, de zuidelijke en westelijke stadsrand onder Israëlische controle. De Arabische staten weigerden echter Israël te erkennen en onderwierpen het aan een boycot. Egypte hield het Suezkanaal voor Israël gesloten.
Na de Egyptische naasting van het Suezkanaal viel Israël (weldra gesteund door Frankrijk en Engeland) Egypte aan (okt.-nov. 1956). Het Sinai-schiereiland werd bezet, maar onder druk van de VN gaf Israël de veroveringen prijs. Ook daarna bleef de situatie ondanks het militaire toezicht van de VN gespannen.
In 1967 kwam het tot een derde Arabisch-Israëlische Oorlog (→Juni-oorlog). Aan dit conflict gingen gewapende botsingen met Syrië vooraf. Egypte gelastte de terugtrekking van de VN-troepen aan de Egyptisch-Israëlische grens. Kort daarna blokkeerde Egypte de Golf van Akaba, de enige Israëlische toegang tot de Rode Zee. Op 5.6.1967 vernietigde de Israëlische luchtmacht de Egyptische luchtvloot. Vervolgens werden Sinai, de Gazastrook, Palestijns Jordanië, Jeruzalem en de Syrische hoogvlakte van Golan bezet.
Een wapenstilstand volgde. Israël weigerde deze keer bezet gebied te ontruimen alvorens het Arabische erkenning en veilige grenzen had afgedwongen. Evenals in 1948 leidde de Israëlische overwinning tot een uittocht van Arabieren, zodat het vluchtelingenprobleem nijpender werd dan ooit. In juli 1967 stelde de Algemene Vergadering van de VN zich op tegen de verandering die Israël in de status van Jeruzalem aanbracht. Geen van de beide partijen was tot onderhandelingen bereid. Langs de Jordaan en m.n. het Suezkanaal kwam het na de wapenstilstand tot vele gewapende conflicten.
In de bezette gebieden vonden acties plaats van guerrilla-organisaties, Al-Fatah en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (Palestina Liberation Organization, PLO). De Israëlische luchtmacht voerde diverse aanvallen uit op Libanees, Syrisch, Jordaans en Egyptisch grondgebied. Terwijl de Fransen in 1969 een wapenembargo tegen Israël instelden, besloten de VS de wapenleveranties op te voeren. In 1969 ontwikkelden de VS en de USSR een grootscheeps diplomatiek offensief teneinde vrede in het Midden-Oosten te bewerkstelligen. Zowel Israël als de Palestijnse organisaties verzetten zich hiertegen. In 1970 aanvaardde Egypte een Amerikaans vredesplan dat o.a. inhield: een wapenstilstand, vredesonderhandelingen en erkenning van Israëls bestaansrecht.
Aangezien er niet werd gerept over het bestaansrecht van het Palestijnse volk, gingen de Palestijnen niet akkoord. Ook na de wapenstilstand die in aug. inging, kwam het overleg niet van de grond. Na de dood van Nasser, president van Egypte, in sept. 1970 onderging de Egyptische diplomatie met Anwar Sadat een wijziging. Egypte toonde zich bereid Israël binnen de grenzen van vóór 1967 te erkennen, waarbij Israël zich dan eerst uit de Sinai moest terugtrekken. Israël wenste echter een algehele vredesregeling alvorens zijn troepen terug te trekken.
Op 6.10.1973, op Jom-Kippoer, werd Israël volkomen onverwacht door Egypte en Syrië aangevallen (→Jom Kippoer Oorlog). Hoewel Israël de oorlog won, betekende het verloop van de operaties (Egyptische veroveringen op de westoever van het Suezkanaal) grote prestigewinst voor Egypte en Syrië. De Conferentie van Genève in dec. 1973 bracht Israël tot de terugtrekking van zijn troepen uit het westelijk en oostelijk gebied van het Suezkanaal. In mei 1974 werd een overeenkomst bereikt over de Golanhoogten. De bezette gebieden vormden de inzet van de volgende onderhandelingsfase, waarbij Israël alleen territoriale concessies wilde doen als daarmee tegelijkertijd vredesonderhandelingen gewaarborgd waren. Na een periode van spanningen omtrent de Hoogvlakte van Golan, waar de bestandslijn tussen Syrië en Israël liep, en over de grens van Libanon, werd op 1.9.1975 het tweede tussentijdse Sinai-akkoord geparafeerd.
Dit akkoord gaf aan Egypte de olievelden van Aboe Rodeis terug, liet bij de Sinaipassen Amerikaanse elektronische waarschuwingsstations toe en legde Egypte de verplichting op niet-militaire goederen van en naar Israël door te laten. In juni van dat jaar had Israël de helft van zijn troepenmacht bij het Suezkanaal teruggetrokken en was Egypte tot opening van dit kanaal overgegaan. Tegenover Syrië bleef Israël zich hard opstellen. De toenemende internationale erkenning van de PLO ging met een groeiend isolement van Israël gepaard. Onder druk van de VS ging Israël in sept. 1977 akkoord met de aanwezigheid van Palestijnen als leden van één gezamenlijke Arabische delegatie bij de heropening van de Geneefse Conferentie. Voorwaarde hiervoor was dat er geen wijzigingen werden aangebracht in resolutie 242 van de Veiligheidsraad.
Een eerste reactie van PLO-functionarissen wees erop dat er weinig kans is dat de Palestijnse politiek zodanig veranderd kan worden, dat zij akkoord kan gaan met het Amerikaanse voorstel. Op 19.11.1977 bracht de Egyptische president Sadat een bezoek aan Israël. Zijn oproep in het Israëlische parlement om de stichting van een Palestijnse staat werd zowel door de Israëlische regering als de PLO afgewezen. Bij deze gelegenheid sprak Sadat zijn (onofficiële) erkenning van de staat Israël uit. De reacties uit de Arabische wereld op het Egyptisch bezoek aan Israël waren sterk verdeeld.
Israël werd steeds meer geconfronteerd met zijn etnische verscheidenheid. Het feit dat de Arabieren in aantal sneller toenamen dan de joden, kan een probleem gaan vormen. Grote moeilijkheden geeft de joodse immigratie uit de USSR. Onder de Israëlis heerst ontevredenheid over de afloop van de Jom Kippoer Oorlog, de verslechterde economische situatie en de hoge belastingen.
Israël wordt geregeerd door coalitieregeringen waarin de →Mapai-partij domineerde. De →Lavonaffaire (1965) echter bracht scheuring in de Mapai en leidde tot de oprichting door de vm. premier Ben-Goerion van de Partij Rafi (voornaamste leiders Dayan en Peres). In 1967 kwam een coalitie tot stand tussen de Mapai en andere socialistische groeperingen, waaruit de Arbeiderspartij ontstond. Haar secretaris-generaal, Golda Meir was van 1969-74 premier. In 1973 werd een coalitie gevormd met de zionistisch-socialistische →-Mapam die sterk vertegenwoordigd is in de machtige vakbeweging →Histadroet. De parlementsverkiezingen van mei 1977 brachten voor de Arbeiderspartij een zware nederlaag.
De rechts-nationalistische Likoed die tegen het opgeven van de bezette gebieden is, kwam als de grootste partij tevoorschijn. Het Likoedblok tekende met de Nationaalreligieuze Partij, de Agoedat Israël, een groepering van orthodoxe joden, en de nieuwe gematigd linkse Democratische Beweging van de Verandering een coalitie-akkoord. M.Begin werd in de zomer van 1977 premier, nadat Y.Rabin wegens een schandaal enige tijd voor de verkiezingen had moeten aftreden. LITT. E.Ellemers, Van idee tot moderne staat (1967); R.J.Donovan, Israels fight for survival (1967); N.Safran, Israëli politics since the 1967 war (1971); A.Elon, Die Israelis: Gründer und Söhne (1972); B.Reich, Israels quest for security (1972); W.Laqueur (red.), A history of zionism (1972); D.J.Simpson, Israël after 25 years (1973); A.Chouraqui, Létat dIsraël (7e dr. 1975); M.Brecher, Decisions in Israels foreign policy (1975); H.M.Sachar, A history of Israël from the rise of zionism to our time (1976); R.J.Isaac, Israël divided: Ideological politics in the jewish state (1976).