oude stad in Zuid-Irak, thans de ruïneheuvel Išan al-Bahriyat, ca. 40 km ten zuidoosten van Diwaniyah. De stad speelde tussen 3000 v.C. -1000 v.C. een belangrijke politieke en culturele rol.
In 1973 werd de ruïne opgegraven door een Duitse expeditie onder leiding van B.Hrouda. Na de ondergang van →Oer (ca.2000 v.C.) verkreeg Isin de heerschappij over een groot deel van Babylonië onder koningen als Isjbi-erra (ca.2000 v.C.) en lsjme-Dagan (ca. 1950 v.C.). Na ca. 1860 v.C. werd de stad overvleugeld door →Larsa; de dynastie handhaafde zich tot ca. 1800 v.C., toen →Rimsin Isin veroverde. Isins koningen beschouwden zich als de wettige opvolgers van de vorsten van Oer. Zij goten de Soemerische koningslijst in haar kanonieke vorm, die uitloopt op hun dynastie. Via koningshymnen, hofceremonieel, cultus (het hieros gamos), en het gebruik van het Soemerisch zetten ze de litteraire en culturele tradities van Oer voort.
Van Lipit-Isjtar (ca. 1930 v.C.) is een verzameling wetten in het Soemerisch bekend. Isin was het centrum van de cultus van de godin Ninisina, gelijkgesteld aan Goela, de godin van de geneeskunst; haar heiligdom was het Egalmach. Isins tweede dynastie (einde 12e eeuw v.C.) speelde een belangrijke rol bij het herwinnen van Babyloniës zelfstandigheid na het machtsverlies van de →Kassieten. De vorsten van Isin slaagden erin de toen heersende Elamieten te verslaan. Vooral →Nebukadnezar I (ca.1125 v.C.— 1100 v.C.) herstelde deze zelfstandigheid. LITT. D.O.Edzand, Die zweite Zwischenzeit Babyloniens (1957); W.H.Ph.Römer, Sumerische Königshymnen der Isin-Zeit (1965); J.A.Brinkman, A political history of post-Kassite Babylonia (1968);Sollberger en J.-R.Kupper, Inscriptions royales sumériennes et akkadiennes (1971).