(IRA) [Eng., Ierse republikeinse leger], de militaire arm van de Ierse politieke bewegingen, de Sinn Fein en de vroegere Irish Republican Brotherhood, die streeft naar een onafhankelijke republiek voor heel Ierland. Zij erkende daarom het gezag niet van de parlementen in Londen, Dublin en Belfast en werd door de betrokken regeringen op verschillende tijdstippen tot verboden organisatie verklaard.
De IRA gaat terug op de Ierse Paasopstand (1916), maar werd officieel opgericht in 1919. Zij heeft zich altijd de verdrijving van de Engelse bezetter van het Ierse grondgebied tot eerste doel gesteld. De IRA volgt traditioneel een tactiek van aanslagen en ondergrondse activiteiten, die soms escaleert tot golven van terrorisme. In het verleden waren haar acties meestal meer het werk van een of meer ondernemende leiders dan van een goed lopende organisatie. De IRA werd dan ook gekenmerkt door talrijke scheuringen.De IRA kwam voort uit de Irish Volunteers en vestigde haar naam tijdens de burgeroorlog tegen de Engelsen (1918—21). Zij erkende niet het verdrag van 1921 waarbij de Ierse Vrijstaat en Ulster werden gecreëerd. In de jaren twintig concentreerde zij haar activiteiten in de Ierse Vrijstaat. Van 1938-39 organiseerde zij een campagne van bomaanslagen in de voornaamste Engelse steden. Zij werd daarom zowel in Ierland als in Engeland stelselmatig vervolgd. Na de Tweede Wereldoorlog werd vooral Ulster het doelwit van de IRA.
Van 1956-62 werden vooral aanslagen gepleegd in het Noordierse grensgebied. De IRA kreeg een nieuwe impuls door de beweging voor burgerrechten in Ulster (1967). In 1969 begon een serie aanslagen die in de volgende jaren escaleerde tot een golf van wederzijdse katholieke en protestantse terreur. In mrt. 1971 splitste de IRA zich officieel in een meer gematigde vleugel, de officials, en een radicale vleugel, deprovisionals. De laatsten, die technisch beter geschoold en georganiseerd waren, hanteerden de terreur tegen burgers als een middel om polarisatie te bevorderen. Ook brachten zij in 1974 hun actie over naar Engeland, waar opnieuw bomaanslagen in de grote steden gepleegd werden.
De geleidelijke hervormingen die de Engelse regering in Ulster wist door te voeren, zoals democratisering van het kiesstelsel en van het regionale bestuur, werden door de IRA afgewezen. Hoewel de IRA zich in de loop van 1975 iets meer politiek ging opstellen, leidden nieuwe terreurdaden (waaronder de moord op de Britse ambassadeur) in 1976 ertoe dat de Ierse regering de noodtoestand uitriep en een aantal nieuwe anti-terroristenwetten afkondigde.