[→Lat. invadere, binnendringen], v. (-s),
1. in de oorlogvoering de groots opgezette inval op vijandelijk gebied, over zee en/of door de lucht; strooptocht;
2. (oneig.) b.v. het binnendringen van bacteriën;
3. (fig.) een van trekvogels; (sociologie) het binnendringen van nieuwe leefgewoonten in een bestaande situatie (e).
(e) In de stadssociologie is invasie het proces waarbij een nieuwe manier van grondgebruik binnendringt in een bepaald gebied, b.v. een stadswijk. In tijden dat een stad een groeiperiode doormaakt, ziet men vaak dat stadsdelen die vroeger gekenmerkt werden door eengezinshuizen veranderen doordat commerciële of industriële instellingen binnendringen en dat de eengezinshuizen vaak door meer gezinnen bewoond gaan worden en verdeeld worden in appartementen. De meest spectaculaire vorm van invasie is de verandering van de raciale samenstelling van wijken rond het stadscentrum in Amerikaanse steden. Veel blanken vrezen de verhuizing van negers naar hun buurt, omdat zij menen dat dit de stabiliteit van de wijk aantast, doordat de stand lager wordt, de scholen achteruitgaan, de huizen minder waard worden, vandalisme zal toenemen en de wijk zal verkrotten. Bij dit voorbeeld speelt het rassenprobleem een grote rol. Wijken of buurten kunnen indien zij verouderen, invasie van bepaalde bevolkingsgroepen of instellingen verwachten. Vaak vinden invasieprocessen plaats in wijken met een →transitiefunctie.
LITT. J.J.Palen, The urban world (1975).