v. (-s), een systeem dat na een transformatie (of klasse van transformaties) op geen enkele natuurkundige wijze van het oorspronkelijke systeem is te onderscheiden.
(e) Een voorbeeld van een invariantie is het elektrostatisch coulombveld van een puntlading. Dit veld heeft in alle richtingen dezelfde eigenschappen. De elektrische veldsterkte hangt alleen van de afstand tot de puntlading af. Gaat men de puntlading inclusief het bijbehorende coulombveld draaien om een as dóór de puntlading, dan onderscheidt het gedraaide systeem zich op geen enkele manier van het oorspronkelijke systeem. Men zegt in dat geval dat het systeem invariant is voor draaiingen om assen dóór de puntlading. Er zijn ook theorieën, die invariant zijn onder transformaties of groepen van transformaties.
B.v. elke correcte natuurkundige theorie moet invariant zijn voor lorentztransformaties (vanwege de →relativiteitstheorie), d.w.z. wanneer men van een coördinatenstelsel S via een lorentztransformatie overgaat op een stelsel S’, dan moeten de natuurkundige uitspraken in S en S’ dezelfde zijn. De klassieke mechanica is invariant onder galileïtransformaties: wanneer de coördinatenstelsels S en S’ door een galileïtransformatie verbonden worden, dan doet de klassieke mechanica in S en S’ dezelfde uitspraken. Vele quantumgetallen zijn weerspiegelingen van invariantie van een systeem onder bepaalde groepen van transformaties. Daarom speelt invariantie een belangrijke rol in de natuurkunde.