de ijle gassen en stofwolken in de ruimte tussen de sterren; de gemiddelde dichtheid is zeker <6-10-24 g/cm3. De aanwezigheid van gas, voornamelijk H en He, blijkt uit de interstellaire lijnen in het spectrum van verre sterren, m.n. afkomstig van Ca en Na.
De stofwolken zijn herkenbaar aan de rode verkleuring van het sterrelicht (interstellaire absorptie). Dit stof bestaat uit kleine korreltjes (ca. 1,7 μ.m) vuil ijs: d.i. een combinatie van koolstof, zuurstof, stikstof en waterstofijs, ook wel met metalen en silicaten, waarop zich gassen afzetten. De totale massa van het stof is ca. 1 % van de massa interstellair gas. De gaswolken bewegen in allerlei richtingen met snelheden in de orde van 10 km/s. In de nabijheid van hete sterren is de waterstof geïoniseerd en bereikt temperaturen van ca. 8000 K (→H ll-gebied). Overal elders is de waterstof neutraal en daalt de temperatuur tot 100 K.
Deze →H I-gebieden kan men waarnemen met 21,1 cm radiostraling, die door dit gas wordt uitgezonden. Dit neutrale gas bevindt zich hoof dzakelij k in de spiraalarmen in het vlak van het →Melkwegstelsel.Radiowaarnemingen hebben geleid tot de ontdekking van vele interstellaire moleculen. Onder de 28 geïdentificeerde bevinden zich eenvoudige combinaties als OH, CO, CN en H2CO, maar ook gecompliceerde moleculen als HC3N, CH3OH en HCOOH. Het waterstofmolecule H2 is gevonden in het ultraviolet; dit is alleen aanwezig in de donkerste nevels waar geen ultraviolet doordringt en de temperatuur niet hoger is dan 5 K.
In 1948 werd ontdekt dat het licht van sommige sterren gepolariseerd is, m.n. van sterren die dicht bij het Melkwegvlak staan. Deze polarisatie ontstaat als het licht door stofwolken gaat. De lichttrillingen evenwijdig aan het Melkwegvlak worden minder verzwakt en gaan dus overheersen. De selectieve afzwakking wordt veroorzaakt door de naaldachtige vorm van de stofdeeltjes, die gericht worden door een algemeen magneetveld (sterkte ca.
10-5—10-6 Oerstedt). Dit veld is ook van belang voor de versnelling en samenstelling van de deeltjes in de kosmische straling.
LITT. L.H.Aller, Atoms, stars and nebulae (1971); B J.Bok en P.F.Bok, The Milky Way (1974).