Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

intermitterende beweging

betekenis & definitie

[→Lat. intermittere, tussenruimte laten], cyclus van beweging en stilstand met vaste intervallen. Er bestaan diverse mechanismen voor verschillende cycli.

Palmechanismen (afb.1). Het eenvoudigste is wel dat waarin een draaiend palwiel door middel van een pal geblokkeerd kan worden. De pal kan door een hefboom bestuurd worden, waarbij de hefboom aan de pal bevestigd is en zelf ook een heenen weergaande beweging kan maken. Bij de heengaande slag over een bepaalde hoek van de hefboom met pal verdraait het palwiel, bij de teruggaande slag glijdt de pal vrij over de tanden van het palwiel. Door min of meer ingewikkelde variaties kunnen cyclische bewegingsveranderingen van het palwiel verkregen en geregeld worden. De vrijloopkoppeling (freewheelkoppeling, b.v. van een fiets) komt, kinematisch gezien, overeen met een palmechanisme waarbij het palwiel oneindig veel tanden heeft.

Hierbij fungeren cilindrische kleimollen die in een spievormige ruimte liggen als pal. De ruimte wordt gevormd door de buitenring van het aan te drijven wiel en de geprofileerde binnenring die op de drijfas is bevestigd. Bij niet-cilindrische klemlichamen is het mogelijk de binnenen buitenflanken van de te koppelen elementen cilindrisch te maken. Sterwielmechanismen (afb.2) zijn overbrengingen met getande wielen die maar een beperkt aantal tanden op een bepaald gedeelte (resp. op bepaalde gedeelten) van de wielomtrek hebben. Hierdoor zal het sterwiel bij iedere omwenteling van het drijfwiel slechts een gedeeltelijke hoekverdraaiing ondergaan. Variatie in het aantal tanden en onderbrekingen op beide wielen maken bewegingen mogelijk met verschillende perioden. Wormwielmechanismen. De eenvoudigste constructie (afb.3) bestaat uit een worm en wormwiel, waarbij op de wormas een ring met sleuf bevestigd is, waarin een pen glijdt die vast aan het frame is bevestigd.

Hierdoor zal bij het ronddraaien van de wormas deze axiaal bewegen, zodat wormwiel en wormwielas intermitterend bewegen. Nokmechanismen. Deze zijn gebaseerd op een geprofileerde schijf (nokkenschijf) die roteert ten opzichte van de ertegen geplaatste nokrol. De schijf geeft de nokrol een bepaalde beweging die meestal via stangenstelsels overgebracht wordt naar het te besturen machinedeel. Een voorbeeld is het snel openen en sluiten van de inen uitlaatkleppen van verbrandingsmotoren met behulp van een nokkenas. Nokrollen worden gewoonlijk in combinatie met veren gebruikt om het contact tussen schijf en rol te handhaven. Een nokkenschijf voor het vóórtbrengen van een eenparige beweging is de hartschijf, b.v. in spinnerijen gebruikt voor het opspoelen van garens.

Om het nadeel van een mogelijke veerbreuk uit te sluiten, worden wel groefschijven gebruikt. Daarbij beweegt de nokrol in een geprofileerde groef en blijft zodoende in voortdurend contact met de groefschijf. Men onderscheidt vlakke en cilindrische nokkenschijven (komschijven, afb.4) die beide als groefschijf kunnen worden uitgevoerd. Een groefschijf wordt veel gebruikt bij massafabricage als omzetschijf voor de intermitterende beweging van een draaitafel om een daarop bevestigd werkstuk in een gewenste positie te plaatsen voor bewerkings-of montagedoeleinden. De omzetschijf zorgt hierbij zelf voor de arrêtering tijdens de stilstandperioden. Een bekende uitvoering is het maltezerkruis (afb. 5).

< >