Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

integratie

betekenis & definitie

v., het integreren; het maken tot of opnemen in een geheel: de Europese —, het ontstaan van een verenigd Europa; het als gelijkwaardig opnemen van een bevolkingsgroep van ander ras in de maatschappij van het overheersende ras: de — van de negerbevolking in de VS; (economie) het samenbrengen in één bedrijf van alle produktiestadia (e); (psychologie) het harmonisch samenwerken van de psychische processen in een individu (e); (wiskunde) het bepalen van de functie waar het differentiaalquotiënt gegeven is; (elektronika) een elektronische realisering van de wiskundige operatie (e); grafische —, het bepalen van de numerieke waarde van een functie door middel van grafische methoden, b.v. van een onregelmatig begrensd oppervlak; (sociologie) de binding van personen tot groepen of van kleinere sociale groepen tot grotere (e).

(E) AUTOMATISERING. De term integratie wordt gebruikt om de verstrengeling aan te duiden van tot dan toe gescheiden informatiestromen. Men spreekt dus van het integreren van de debiteurenen verkoopadministratie, wanneer alle daarbij een rol spelende gegevens in één verwerkingssysteem bijeen worden gebracht. Een dergelijke verstrengeling heeft meestal ook organisatorische gevolgen; deze leidt tot integratie van handelingen of afdelingen.

ECONOMIE. Men spreekt hier van integratie wanneer opeenvolgende fasen van een produktieproces, die aanvankelijk over verschillende bedrijfshuishoudingen waren verdeeld, worden samengetrokken in één bedrijf. Het aantal geledingen van de →bedrijfskolom wordt derhalve kleiner. Tot de motieven behoren zowel organisatorische voordelen (meer zekerheid omtrent de beschikbaarheid en de kwaliteit van halffabrikaten) als rechtstreekse kostenbesparingen (vervoer, eigendomsoverdracht, algemeen beheer). Voorwaarde is echter, dat de produktie van het uiteindelijke bedrijf zo groot is dat de capaciteiten van de in de diverse fasen gebruikte produktiemiddelen voldoende op elkaar aansluiten, zodat geen onaanvaardbare onderbezettingen ontstaan. Voorbeelden vindt men bij de samenvoeging van delfstofwinning en -verwerking en van industriële bedrijvigheden met handel en/of vervoer, alsmede bij het uitbreiden van een bedrijf met hulpafdelingen (b.v. voor krachtopwekking, reparaties of adviezen).

Al leidt integratie uit privaateconomisch oogpunt tot lagere kosten, op korte termijn kunnen er maatschappelijke nadelen aan verbonden zijn, doordat een deel der betrokken bedrijven wordt stilgelegd (uitschakelingstendens). Door wijzigingen in de produktieverhoudingen (techniek, prijzen, afzetmarkten) kan een eertijds rationele samenvoeging haar zin verliezen en een beweging in omgekeerde richting ontstaan (→differentiatie).

ELEKTRONIKA. Uitgedrukt in stromingen en spanningen kan een integratie als volgt geschreven worden:

t U = q/c = 1/c∫Icdt o U = de spanning over een condensator; C = de capaciteit van de condensator; Q = de lading van de condensator; Ic = de laadstroom; t = de tijd. Een zeer goede methode voor deze bewerking maakt gebruik van een rekenversterker (operationele versterker), b.v. geschakeld met een weerstand R en een condensator C (afb.). In veel analoge schakelingen wordt dit toegepast; in analoge computers vervult de schakeling een belangrijke rol. PSYCHOLOGIE. Op het gebied van de klinische psychologie en de psychotherapie is integratie een kenmerk van het geestelijk gezonde individu; er wordt mee aangeduid dat iemands gedrag enerzijds in overeenstemming is met wat hij denkt, voelt en wil, anderzijds aangepast is aan de realiteit. Het begrip heeft een normatief aspect en houdt ook in dat de geïntegreerde persoon bestand is tegen frustraties, spanningen, verlies enz., zonder dat de samenhang in het psychisch functioneren verloren gaat. Binnen de ontwikkelingspsychologie wordt het begrip ook gebruikt als verklaringsprincipe in het ontwikkelingsproces (tegenover: differentiatie). De psychische ontwikkeling wordt beschreven als een steeds verdergaande specialisatie en autonomie van verschillende functies, waartussen integratieprocessen nodig zijn om de eenheid van de persoonlijkheid te handhaven.

SOCIOLOGIE. Integratie kan leiden tot veelvuldiger omgang, een versterking van het gevoel van verbondenheid, of de aanvaarding van gemeenschappelijke opvattingen (→institutie).

Reeds vroeg waren de termen →differentiatie en integratie grondbegrippen in de sociologie (resp. filosofie) van H.Spencer: zowel in de stoffelijke wereld, de levende wereld als in maatschappij en cultuur zag hij éénzelfde evolutie, nl. de ontwikkeling van onsamenhangende homogeniteit tot samenhangende heterogeniteit. Beide begrippen werden ook door E.Durkheim gebruikt: de toenemende bevolking en de daarmee groeiende concurrentie leidden tot arbeidsverdeling, d.i. differentiatie, en deze weer tot sociale integratie.

In de stadssociologie komt men veel variaties van integratie tegen. Het meest bekend is integratie in verband met stedelijke migratie. Hoe wordt een migrant in de stedelijke samenleving en b.v. de buurt waarin hij is komen te wonen opgenomen, m.n. het tot stand komen van contacten met anderen, de communicatieve integratie.

De functionele integratie is een afstemming van meerdere activiteiten op elkaar, o.a. van belang bij het lokaal management. Voorbeelden van functionele integratie zijn het gemeenschappelijk gebruik maken van een accommodatie door verenigingen of samenwerking tussen verschillende takken van gezondheidszorg, zoals ziekenhuizen en gezondheidscentra.

Culturele integratie ligt op het terrein van doeleinden, idealen en waarden. Uiteraard zijn er in een stad veel groepen aanwezig, bezien naar o.a. nationaliteit, beroep, levensovertuiging en levensstijl, die elk anders denken over een groot aantal zaken. Om voor de stad als geheel iets tot stand te brengen kan het van belang zijn dat de doeleinden, waarden en overtuigingen van die groepen op elkaar zijn afgestemd. Tenslotte kent men het begrip normatieve integratie. Het kan zijn dat op een bepaald punt sprake is van culturele integratie, indien men het er b.v. over eens is dat iedereen menswaardig moet kunnen wonen. Van normatieve integratie is evenwel pas sprake, indien men zich dan ook volgens die norm gedraagt.

Dat betekent dus dat men in de praktijk aan alle rassen, nationaliteiten en bevolkingslagen bij het zoeken van een woning gelijke kansen zou moeten geven. Integratie wordt niet alleen toegepast op de stad als geheel, maar ook op buurt, wijk en regio.

Ook in andere deelgebieden van de sociale wetenschappen wordt het begrip integratie veelvuldig gehanteerd. Een goed voorbeeld is het Europees integratieproces, waarbij het streven is gericht op vergroting van de onderlinge betrokkenheid van de deelnemende staten. Binnen de EG gaat het in de eerste plaats om economische integratie, maar door het spill-over-effect werkt het integratiestreven ook op sociaal en politiek gebied door. Dit brengt met zich mee dat de landen afzonderlijk een deel van hun eigen beslissingsbevoegdheden moeten opgeven, hetgeen nogal eens problemen veroorzaakt. Vaak heeft integratie ook een emancipatie-aspect. Integratie duidt dan niet alleen op vergroting van de betrokkenheid, maar ook op vergroting van de gelijkwaardigheid van de partijen die in het geding zijn.

Naarmate een samenleving meer pluralistisch (→pluralisme) is in de zin dat de scheidslijnen op diverse maatschappelijke deelgebieden in mindere mate samenvallen, vertonen de delen van zo’n samenleving doorgaans een betere integratie. In samenlevingen die uiteenvallen in een kleine groep machthebbers op alle gebieden en een grote groep gedomineerden is weinig sprake van integratie. Dergelijke samenlevingen kunnen in het algemeen slechts door het gebruik van machtsmiddelen geïntegreerd blijven.

LITT. P.Sorokin, Society, culture and personality 91947); K.Mannheim, Freedom, power and democr. planning (1951); L.Coser, The functions of social conflict (1956); R.König, Grundformen der Gesellschaft (1958); J.P.Kruijt, Zoeklicht en kompas (1969); N.Elias, Wat is sociologie? (1971).

< >