[→Fr.] (instrumenteerde, heeft geïnstrumenteerd),
1. zetten (een muziekstuk) voor de verschillende instrumenten van een orkest;
2. (recht) akten opmaken: instrumenterende notaris, deurwaarder, die de akte opmaakt of heeft opgemaakt;
3. (chirurgie) aan de opererende arts de instrumenten aanreiken: operatiezuster met speciale opleiding voor het instrumenteren.