(ruimde in, heeft ingeruimd),
1. (een ruimte) vrij maken, ontruimen ten behoeve van iets of iemand: ik heb voor de gasten twee kamers moeten —;
2. (een plaats) leeg maken en voor iets of iemand beschikbaar stellen: aan iemand een plaats —; ik heb dit boek een ereplaats ingeruimd in mijn boekenkast;
3. (fig.) toestaan, inwilligen: iemand een recht —; overlaten: wat zij maar enigszins voor zich konden behouden, wilden zij aan de tegenpartij niet —.