Roman, Pools filosoof, *5.2.1893 Lwow (Lemberg), ♱l4.6.1970 Krakow. Ingarden studeerde bij Husserl in Freiburg.
Hij werd hoogleraar te Lwow en in 1945 te Krakow. Voor de filosofie ligt zijn grote betekenis hierin, dat hij op zelfstandige wijze het denken van de fenomenoloog Husserl voortzette. Sterk komt Ingarden op voor het idealistisch karakter van Husserls bewustzijnsleer. In zijn geschriften wijst hij op het absolute karakter van het zuivere bewustzijn en op de relatieve existentie van de werkelijke wereld. Het werkelijke wordt in een veelheid van perspectieven gegeven, maar het zuivere bewustzijn is in zichzelf onmiddellijk evident, zonder de tussenkomst van perspectieven (Abschattungen). Het zuivere bewustzijn is tegenover de contingentie van de realiteit als zodanig een noodzakelijk, absoluut en eigen zijn.
Tegenover de meer existentieel gerichte fenomenologen stelde Ingarden dat absoluut bewustzijn dit betekent, dat het bewustzijn niet gerelateerd is aan de wereld, terwijl de wereld wel betrokken is op het bewustzijn. Volgens Ingarden heeft Husserl het probleem van realismeidealisme gepoogd idealistisch op te lossen. Werken: Über die Stellung der Erkenntnistheorie im System der Philosophie (1926), Das literarische Kunstwerk (1931), Der Streit um die Existenz der Welt (3 dln. 1947, Du. vert. 1964—74); Untersuchungen zur Ontologie der Kunst (1962); Erlebnis, Kunstwerk und Wert (1969); Über die Verantwortung (1970), On the motives which led Husserl to transcendental idealism (1975; Eng. vert.).LITT. A.Tymieniecka, Essence et existence (1957);A.Tymieniecka, Ingardiana (1976).