Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

indringdiepte

betekenis & definitie

v. (-n, -s), maat voor het viscoelastisch gedrag (hardheid, zachtheid) van smeervetten, paraffine en bitumen.

(e) Om de indringdiepte te bepalen wordt volgens genormaliseerde methoden gemeten hoeveel millimeter een genormaliseerde naald of conus gedurende een zekere tijd (5 s) onder een genormaliseerde belasting (100 gf) in een op 25 °C gehouden monster van het bitumen (vet, paraffine) indringt. Hoe zachter het monster, des te dieper dringt de naald (conus) in het monster in.

< >