(dreef in, heeft en is ingedreven),
I. onoverg., drijvende komen in: het schip dreef bij hoogwater de haven in;
II. overg., 1. met kracht doen komen in, instuwen; inslaan: een wig —; je moet die spijkers nog wat verder —; (kuipenmakerij) de banden van opgezette vaten of kuipen vastslaan; 2. (vee) in de stal doen gaan; 3. beitelen, griffen: een opschrift in koper —; 4. binnendrijven.