(brandde in, heeft en is ingebrand),
I. (overg.)
1. met een heet of gloeiend ijzer indrukken: een merk op het vee —; de ijkletter op maten —;
2. verf door sterke verhitting in porselein e.d. vastleggen: inrichting tot het van beschilderde voorwerpen van porselein; ook van email dat zich op metaal vasthecht;
II. (onoverg.) 1. door het branden slinken: de koffiebonen branden nietveel in; 2. brandende indringen, zich verder uitbreiden (van een vlam); niet gelijkmatig afbranden: die pijp, deze sigaar brandt in.