v./m. (-oliën, -s), ben. voor verschillende oliën die gebruikt worden om poreus materiaal bestand te maken tegen o.a. brand, bederf, indringend water, doorslag van elektrische stroom en tegen aantasting door insekten of schimmels.
(e) De impregneerolie tegen houtbederf is een teerolieprodukt (mengsel van gefilterde antraceenolie en lager kokende teeroliën (wasolie, naftaleenolie)). De mate van werking berust op het fenolresp. kreosootgehalte. Papiervoor elektrische massakabels wordt gedrenkt in smeerolie vermengd met een bepaald percentage hars. Zowel weefsels als papier worden gedrenkt in gesmolten paraffine om ze waterafstotend te maken. Nettenworden gedrenkt in oliën waarin rottingswerende stoffen (b.v. kopernaftenaat) zijn opgelost.
