[→Lat. impedire, belemmeren], v. (-s),
1.(elektrotechniek), symbool Z, de verhouding van de wisselspanning over een deel van een circuit en de stroom door dat deel (e);
2. (akoestiek) de verhouding tussen de geluiddruk en het volumedebiet (e)
(E) AKOESTIEK. Naast de algemene impedantie bestaan nog de specifieke akoestische impedantie, d.i. de verhouding tussen geluiddruk en de deeltjessnelheid, alsmede de mechanische impedantie, d.i. de verhouding tussen kracht en deeltjessnelheid. Deze grootheden, die nauw verband met elkaar houden, hebben in het algemeen op verschillende plaatsen in een medium verschillende waarden.
In een vlakke, lopende geluidsgolf zijn deze impedanties echter plaatsonafhankelijk; de specifieke akoestische impedantie heeft b.v. overal een waarde gelijk aan het produkt van soortelijke massa en geluidssnelheid en wordt de karakteristieke impedantie of golf impedantie genoemd. ELEKTROTECHNIEK. De eenheid van impedantie is de →ohm. In het algemeen zijn de spanning en de stroom niet in fase. Om te kunnen rekenen met impedanties is de complexe rekenwijze noodzakelijk. Hierbij wordt de impedantie van een spoel jωL, van een condensator l/jωC, en van een weerstand
R.Hierin is j de in de elektrotechniek gangbare notatie voor de imaginaire eenheid (√V —1), ω is de hoekfrequentie van de wisselspanning, L is de zelfinductie van de spoel en C is de capaciteit van de condensator. Bij serieschakeling van twee impedanties wordt de impedantie gevonden door optellen, bij parallelschakeling door optellen van de omgekeerden van de samenstellende impedanties. Deze formules en ook de wetten van Kirchoff zijn alleen geldig bij gebruik van de complexe rekenwijze. De faseverschuiving (p) tussen spanning en stroom voldoet aan tanዋ = R|ωaL 1 /(ωC).
Een impedantie die zich als een spoel gedraagt, noemt men een inductantie, een die zich gedraagt als een condensator heet een capacitantie en een die zich als een weerstand gedraagt heet een reaktantie. Het omgekeerde van de impedantie heet de admittantie (y).