m. (-s), bijenhouder, iemand die bijen (immen) houdt als hobby of (zelden) bedrijf.
(e) Beroepsimkers houden de bijenvolken voor de opbrengst van de honing. Zij plaatsen hun bijenvolken tegen betaling bij velden met gewassen om optimale bestuiving te bewerkstelligen en zodoende een zo hoog mogelijke zaadopbrengst te bereiken. Het oogsten van de honing uit de bijenkorven of kasten betekent een aantasting van de voorraad voor de bijen, dus er moet bijgevoerd worden. Dit laatste gebeurt in de vorm van suiker. In Nederland zijn er ca. 7500 imkers met ca. 60000 bijenvolken; in België zijn er ca. 10000 imkers met een kleine 100000 bijenvolken. In de bijenhouderij wordt er voortdurend naar gestreefd om zo sterk mogelijke volken te telen met een zo hoog mogelijke honingopbrengst.
Behalve de imkers zelf houden in Nederland het Rijksconsulentschap voor de bijenteelt te Hilvarenbeek zich hiermee bezig en in België de Afd. Bijenteeltonderzoek van het Rijksstation voor Insektenkunde in Wetteren. De imkers in Nederland hebben zich verenigd in de Vereniging tot bevordering der Bijenteelt in Nederland, de RK Bond van Bijenhouders van de NCB, de Bond van Bijenhouders van de LLTB, de imkersbond van de ABTB en de Algemene Ned. Imkersvereniging. In België bestaat de Vlaamse Imkersbond, die ressorteert onder de Syndicale Kamer voor Bijenteelt.