[→Gr. hormao, aanzetten], o. (-monen), door endocriene klieren geproduceerde stof die, vervoerd door het bloed of andere lichaamsvloeistof, een specifieke, regulerende werking op een verderweg gelegen orgaan uitoefent.
(e) Hormonen circuleren in vele gevallen met het bloed of de lichaamsvloeistof en bereiken aldus alle delen van het lichaam. Zij brengen in zeer geringe concentratie belangrijke werkingen teweeg, die in vergelijking met de werking van zenuwimpulsen langzaam tot stand komen, maar vaak lang aanhouden. Deze samenwerking tussen zenuwstelsel en hormonen komt o.a. tot uiting bij de →kleurwisseling van vissen.
De organen die hormonen produceren, zijn klieren zonder afvoerbuis (klieren met interne secretie of endocriene klieren; →endocrinologie). Een eventueel aanwezige afvoerbuis dient niet voor afvoer van hormonen, maar van andere produkten, b.v. bij de alvleesklier, die behalve insuline ook verteringssappen vormt. Tot de best bekende organen die hormonen produceren (sommige meer dan één) behoren bij de gewervelden de hypofyse, schildklier, bijnier, geslachtsklieren, bijschildklier, alvleesklier; tot de minder goed bekende: de epifyse, moederkoek, nier, lever, darmslijmvlies. Ook van ongewervelde dieren zijn verschillende endocriene klieren en hormonen bekend, b.v. het →corpus allatum, dat bij insekten de larvale vervelling bevordert, maar de gedaantewisseling remt.
De chemische aard van de hormonen varieert. Er zijn grote en kleine polypeptiden, b.v. →prolactine (ca. 240 aminozuren) en →insuline (51 aminozuren), steroïden, aminen, jodiumhoudende aminozuren, terwijl van sommige hormonen de samenstelling nog niet bekend is. De hoeveelheid van een bepaald hormoon in het bloed is streng gereguleerd en varieert naar gelang de omstandigheden. Zo is b.v. de hoeveelheid insuline in het bloed van iemand die nuchter is laag, maar na een koolhydraatrijke maaltijd brengt de alvleesklier meer insuline in de bloedstroom. Bij de regulering van de hormoonproduktie ziet men vaak een terugkoppelingsmechanisme, b.v. het schildklier stimulerend hormoon (TSN) stimuleert de schildklier tot produktie van hormonen, die op hun beurt de produktie van TSN door de hypofyse remmen.
Hormonen oefenen hun werking uit via specifieke receptoren, die in de celwand of in het cytoplasma van de doelwitcel gelegen zijn. De op deze wijze gestimuleerde receptor kan de aanmaak van cyclisch AMP versnellen (b.v. in het geval van adrenaline), dat op zijn beurt enzymatische processen in de cel doet versnellen. In andere gevallen (b.v. steroïdhormonen) gaat de geactiveerde receptor naar de celkern, alwaar het hormoon-receptorcomplex via het daar gelegen DNA bepaalde enzymsyntheseprocessen stimuleert.
hormoon. Overzicht orgaan hormoon aard* lokalisatie, werking op alvleesklier glucagon P insuline P koolhydraatstofwisseling bijnieren bijniermerg adrenaline P algemene invloed op hart en bloedvaten + koolhydraatstofwisseling bijnierschors glucocorticosteroïden S koolhydraatstofwisseling mineralocorticosteroïden S kalium-natriumstofwisseling + waterbalans darm secretine P afscheiding spijsverteringsenzymen geslachtsklieren eierstok oestrogene hormonen S geslachtsorganen en secundaire geslachtskenmerken progesteron s baarmoeder placenta gonadotropinen p geslachtsklieren oestrogene hormonen s geslachtsorganen en secundaire geslachtskenmerken progesteron s baarmoeder testis testosteron s geslachtsorganen en secundaire geslachtskenmerken hypofyse achterkwab antidiuretisch hormoon p nieren/urine-afscheiding oxytocine p baarmoedercontractie-bevorderend, melkafscheiding middenkwab melanoforen stimulerend hormoon p kleuraanpassing, pigmentvorming voorkwab adrenocorticotroop hormoon p bijnierschors gonadotropinen p geslachtsklieren groeihormoon p algemene groei, stofwisseling prolactine p geslachtsklieren, melkklieren thyreotroop hormoon p schildklier schildklier thyroxine D stofwisseling, ontwikkeling, groei, energiehuishouding calcitonine P kalkstofwisseling bijschildklier parathormoon P kalkstofwisseling
* A = amine; D = dipeptide; P = polypeptide; S = steroïd.
In de geneeskunde worden hormonen toegepast bij die ziekten waarbij een orgaan een stoornis in de hormoonproduktie heeft. Maar ook bij vele ziekten waarin geen directe endocriene stoornis aantoonbaar is, blijken hormonen een gunstige invloed te hebben, b.v. corticosteroïden bij allergieën. Het toepassingsgebied is zeer groot geworden doordat een groot aantal hormonen synthetisch bereid kan worden, of geïsoleerd wordt uit endocriene klieren van slachtdieren. Overeenkomstige hormonen van dieren en de mens verschillen n.l. meestal wel enigszins in chemische samenstelling, maar in vele gevallen is het effect toch identiek.