m. (-en; -ten),
1. (ook: kim, einder), gezichtseinder, de grens tussen hemel en aarde bij vrij uitzicht (e); in vrijer gebruik: verschiet, (fig.) grens van het gebied of veld dat de geest, het verstand kan overzien; dat gaat boven mijn -, boven mijn begrip, mijn bevoegdheid enz.;
2. grote cirkel van de hemelbol waarvan het vlak (horizontaal vlak) loodrecht staat op de richting van de zwaartekracht.
3. (perspectief) doorsnede van het vlak van de afbeelding met het horizontale vlak door het oog van de tekenaar;
4. (geologie en bodemkunde) →horizont.
(e) De schijnbare of plaatselijke horizon kan bepaald worden met behulp van een stilstaand vloeistofoppervlak. De geocentrische (of ware) horizon wordt hieraan evenwijdig getrokken door het middelpunt van de aarde; het verschil met de plaatselijke horizon is alleen bij waarnemingen binnen het zonnestelsel, m.n. van de maan, merkbaar.
De horizon als gezichtseinder wordt bij vrij zicht (b.v. op zee) geconstrueerd door uit het oog van de waarnemer een raakkegel aan de aardbol te leggen; deze snijdt de hemelbol in een kleine cirkel die des te lager onder de schijnbare horizon ligt naarmate de waarnemer hoger staat boven het zeeoppervlak. De zon en de maan (en ook de sterrenbeelden) lijken als zij dicht bij de horizon staan tweetot driemaal vergroot (zgn. maanhallucinatie). Meting leert dat dit een zuiver psychologisch verschijnsel is, dat samenhangt met de schijnbare afplatting van de hemelbol.