Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hoogtemeter

betekenis & definitie

m. (-s), 1. instrument voor het bepalen van absolute of van geografische hoogte; 2. instrument voor de bepaling van de hoogte van bomen (e).

(e) Een hoogtemeter is op geometrische of trigonometrische principes gebaseerd. Een eenvoudig instrument op geometrische grondslag is dat van Merrit (afb.1): een gekalibreerde lat OA die op armlengte EQ verticaal voor het oog E gehouden wordt op afstand ER van de boom. Uit gelijkvormigheid der driehoeken EOP en EVT volgt dan de boomhoogte VT = ER-OP/EQ. Op het trigonometrisch principe berust het veel gebruikte en nauwkeuriger instrument van Blume-Leiss (afb.2). Staat de waarnemer in E op horizontale afstand D van de boom, dan is de boomhoogte H = Hl + H2 = D . tan ⍺+ D . tan 𝛽. De afstand D, die optisch wordt gemeten door middel van een dubbelbrekend kristal, kiest men ter verkleining van meetfouten in de grootte-orde van H. Aflezingen gedaan op hellend terrein moeten een van de hellingshoek afhankelijke correctie ondergaan, die op het instrument staat aangegeven, →houtmeten.

< >