[➝Lat. hiatus, gaping],
1. m., de lichte onderbreking die in sommige talen te constateren is tussen twee klinkers (e); 2. m./o. (hiaten), plaats waar iets ontbreekt, leemte: een — in zijn kennis.
(e) Men spreekt van intern hiaat als de onderbreking zich voordoet in het woord (Ned. naäpen), van extern hiaat als zulks geschiedt tussen vocalen van verschillende woorden (Fr.: il a adopté).