Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

heupbeen

betekenis & definitie

o. (-beenderen), os coxae, gepaard beenstuk, dat samen met het heiligbeen het bekkenskelet vormt.

(e) Bij het embryo en het kind bestaat het heupbeen uit het darmbeen, het zitbeen en het schaambeen; deze drie zijn door kraakbeen met elkaar verbonden. Bij het ouder worden wordt het kraakbeen door been vervangen, en vormt het heiligbeen een geheel. Aan de zijkant ligt een met kraakbaan beklede uitholling, waar de kop van het dijbeen in ligt (➝heupgewricht).

< >