o., os sacrum, deel van het skelet, dat met de beide heupbeenderen het bekken vormt, ontstaan uit de aanleg van vijf wervels, die, van bovenaf gerekend, volgen op de lendewervels.
(e) Het heiligbeen ontstaat wanneer omstreeks het 18e —19e jaar de vijf heiligbeenwervels tot één beenstuk verbenen. Tussen heiligbeen en darmbeen (os ileum) bestaat een gewricht, dat vrijwel onbeweeglijk is doordat zeer stevige banden (ligamenten) de beide beenstukken verbinden. Aan de onderzijde van het heiligbeen ligt het staartof stuitbeen. Het wervelkanaal in het heiligbeen bevat geen ruggemerg. Wel bevat het een voortzetting van het ruggemergsvlies (dura mater) en daarbinnen een deel van de zgn. paardestaart, bestaande uit de wortels van de onderste ruggemergszenuwen.