v./m. (-en), (ook: kopzenuw), de tien (vissen), resp. twaalf (zoogdieren) paar zenuwen die aan de hersenen van de gewervelde dieren ontspringen.
(e) De hersenzenuwen zijn van voor naar achter: de nervus olfactorius (I), n. opticus (II), n. oculomotorius (III), n. trochlearis (IV), n. trigeminus (V),n. abducens (VI), n. facialis (VII), n. acusticus (VIII),n. glossopharyngeus (IX), n. vagus (X), n. accessorius (XI), enn. hypoglossus (XII). De reuk-, oogen oorzenuwen (I, II en VIII) zijn zuiver sensibel; zuiver motorisch zijn de oogspierzenuwen (III, IV en VI). De overige hersenzenuwen zijn gemengd en afgeleid te denken van →spinale zenuwen,