(herleefde, is herleefd), (onoverg.)
1. opnieuw gaan leven, tot het leven terugkeren: de schijndode herleefde; de lentezon deed de natuur —;
2. opnieuw belichaamd worden: de ouders in hun kinderen;
3. (van tijden): doen —; in iemand —, in hem weer ontstaan, aangetroffen worden;
4. weer krachtig worden, tot de vorige bloei terugkeren: handel en scheepvaart herleefden.