Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hemelvaart

betekenis & definitie

v./m., het ten hemel stijgen; religieus begrip met diverse betekenissen.

(E) GODSDIENSTGESCHIEDENIS. Hier heeft hemelvaart een tweevoudige zin:

1. in het →sjamanisme de voorstelling dat de sjamaan zijn ziel tijdelijk het lichaam kan doen verlaten om zich, b.v. langs de regenboog, naar de hemelgeesten te begeven;
2. in de mystiek de voorstelling van een hemelreis van de ziel. Hieraan verwant is de mededeling van de apostel Paulus in 2 Kor.12,2 vlg. over een opgetrokken zijn in de derde hemel en van Mohammed in de koran in soera 17,1 over een nachtelijke reis van Mekka naar het heiligdom te Jeruzalem.

In de bijbel wordt in het OT van Henoch verteld dat hij door God opgenomen wordt (Gen.5,24) en van Elia dat hij ten hemel voer (2 Kon.2,11). In het NT wordt alleen in de Handelingen beschreven dat Jezus voor de ogen der apostelen ten hemel voer, 40 dagen na zijn opstanding (Hand.1,9-11); de berichten daarover in Mare.16,19 en Luc.24,51 zijn later in de oorspronkelijke tekst ingevoegd en ontbreken dan ook in sommige vertalingen of worden tussen haken gezet.

De christelijke theologie knoopt bij deze traditie aan. Reeds de →Apostolische Geloofsbelijdenis geeft nadrukkelijk een plaats aan de hemelvaart van Christus. In zijn opstijging tot de Vader komt tot openbaring hoe hij tot Heer en universele Middelaar is gesteld voor alle tijden. Dit heilsfeit wordt manifest door de Geesteszending. Verrijzenis, hemelvaart en uitstorting van de Heilige Geest vormen drie fasen in één mysterie: God heeft de mensen in Christus met zich tot gemeenschap gebracht. De in de christen wonende Heilige Geest verzekert de gemeenschap met de Heer, die altijd leeft om te bemiddelen bij de Vader. Tevens is die Geest het onderpand, dat ook de christen eens zal zijn waar nu de Heer is; voor →Maria, de moeder van de Heer, is dit volgens de rooms-katholieke leer reeds werkelijkheid, daar zij met ziel en lichaam ten hemel is opgenomen (dogma sinds 1950).

LITT. C.Stam, De hemelvaart des Heren in de godsopenbaring van het NT (1950); J.G.Davies, He ascended into heaven (1958). ICONOGRAFIE. In de beeldende kunst werd de hemelvaart van Christus (Hand.1,9-11) in de vroegchristelijke tijd in Byzantium en het Westen veelvuldig afgebeeld. In de Byzantijnse traditie wordt Christus zuiver frontaal gezien terwijl hij, omgeven door een mandorla die wordt ondersteund door engelen, ten hemel rijst (voornamelijk op de centrale koepel van kerken). In de romaanse en gotische kunst (in manuscripten, op ivoren, aan westportalen van kathedralen) wordt Christus ook en profil afgebeeld, terwijl hij langs de Olijfberg naar de hemel klimt, de uitgestoken hand van de Vader tegemoet. Ook is de voorstelling wel in twee zones verdeeld waarbij in de bovenste Christus in hemelse sferen te zien is en in de onderste Maria en de apostelen op de Olijfberg (tympaan van het westportaal van Saint-Sernin te Toulouse, eerste kwart 12e eeuw).

In voorstellingen in de late gotiek verdwijnt Christus gedeeltelijk in een wolk, slechts de onderhelft van het gewaad en de voeten zijn nog zichtbaar; op de berg zijn de voetafdrukken waarneembaar. In de kunst tijdens renaissance en barok zweeft Christus op een wolk ten hemel (veel plafondschilderingen, o.a. door Correggio in de koepel van de San Giovanni Evangelista te Parma).

LITT. S.H.Gutberlet, Die Himmelfahrt Christi in der bild. Kunst (1934); J.J.M.Timmers, Christ. symboliek en iconografie (2e dr. 1974).

< >