Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Helmholtz

betekenis & definitie

Flermann Ludwig Ferdinand (sinds 1882) von, Duits fysioloog en fysicus, *31.8.1821 Potsdam, ♱8.9.1894 Berlijn. Von Helmholtz was na zijn studie eerst militair arts, daarna werd hij hoogleraar te Koningsbergen, Bonn en Heidelberg en in 1870 te Berlijn.

Hij toonde in 1847 de onmogelijkheid van een perpetuum mobile aan, vond in 1850 de oogspiegel uit en deed baanbrekend werk op het gebied van de hydrodynamica. Zijn klankleer was van groot belang voor de muziektheorie, terwijl zijn kleurenleer wordt beschouwd als een hoogtepunt in de geschiedenis van de experimentele psychologie. Von Helmholtz voerde in de elektriciteitsleer de categorieën vrije energie en elementair kwantum in. Zijn naam is verbonden aan de helmholtzresonator. Von Helmholtz zag weinig heil in filosofische speculaties zoals die van Hegel. Anderzijds achtte hij een kennistheoretisch onderzoek voor de natuurwetenschappen van groot belang, en hij verwees daarvoor naar het kritisch standpunt van Kant, waarmee hij de stoot gaf tot een herbezinning op deze filosoof. Werken: Über die Erhaltung der Kraft (1847), Die Lehre von den Tonempfindungen (1863), Physiologische Optik (1867), Gesammelte wissenschaftliche Abhandlungen (3 dln. 1882—95).LITT. L.Koenigsberger, H.von Helmholtz (3 dln. 1902-03).

< >