de beschaving van de bronstijd in Griekenland, bestrijkend de periode tussen het Neolithicum en de komst van de →Doriërs (ca.2600—1100 v.C.). Na de overgangsfase tussen steentijd en bronstijd, een fase die te zien is in de culturen van →Dimini en →Sesklo, ontstonden er allerlei contacten met en invloeden van de culturen in Griekenland zelf, op Kreta, op de →Cycladen en in Anatolië.
Plaatsen met een duidelijke Vroeghelladische cultuur (2600—1900 v.C.) zijn Eutresis in Boiotië, Lerna aan de Golf van Argolis, Asine en Haghios Kosmas. De steden waren veelal ommuurd, zoals Lerna, en hadden vaak een groot centraal gebouw voor opslag van voorraden. Veel vondsten zijn gedaan in collectieve tombes en familiegraven. Bij de keramiek zijn de komvormige sauceboats zeer karakteristiek in het Vroeghelladisch n; de hoge drinkbekers met twee oren zijn typerend in het Vroeghelladisch in. Ca.2000-1900 v.C. maakte de komst van nieuwe, Griekssprekende volksstammen een eind aan de Vroeghelladische cultuur.
De Middenhelladische periode (ca. 1900-1600 v.C.) betekende in vele opzichten een teruggang; er bestond geen of weinig contact meer met Kreta en de Cycladen. In de architectuur kwam, naast ovale huisplattegronden, veelvuldig het megarontype voor. Het was een typische oorlogscultuur, getuige de enorme vestingwerken in o.a. Aigina, Brauroon, Malthi en Orchomenos. In de keramiek, waarbij nu de draaischijf werd gebruikt, zijn vooral twee typen kenmerkend voor deze periode: het Minysche aardewerk, herkenbaar aan de klei en slechts in een paar vormen voorkomend, en het met matte verf gedecoreerde aardewerk (vooral kommen, snavelkannen en →pithoi). De doden werden in kleine eenpersoonsgraven (vaak schachtgraven) met weinig gaven ter aarde besteld.
De Laathelladische fase (ca.1600-1150 v.C.) kenmerkte zich door een intensief contact met Kreta, zoals bewezen wordt door de opgravingen van H. →Schliemann in Mykene. Uit de combinatie van de Middenhelladische traditie, de sterke invloeden van het Minoïsche →Kreta en wellicht ook uit Egypte, ontwikkelde zich de →Mykeense beschaving van Laathelladisch Griekenland.
LITT. F.Matz, Kreta, Mykene, Troja (1956); F. Matz, Kreta und frühes Griechenland (1962); E. Vermeule, Greece in the bronze age (1964); P. Demargne, Naissance de l’art grec (1969); F.H. Stubbings, Prehistorie Greece (1972).