m. (-s), middelgroot jachthonderas. (e) De heidewachtel is begin 20e eeuw uit Duitse jachthonderassen gefokt. Er is verwantschap met o.a. de Drentse patrijshond.
Schouderhoogte van de reu 50—56 cm, de teef is iets kleiner. De oren hangen af, de staart is lang, hangt af in rust en is aan het uiteinde wat opgebogen. Het haar is lang en sluik. De kleuren zijn bruin met wit, en bruin met schimmel. Aan de kop zijn vaak wat donkerder aftekeningen. De hond heeft aan poten en staart een zgn. bevering. De heidewachtel is een goede jachthond.