Ned. gemeente in de prov. Gelderland, 24,02 km2, 11000 inw., 50 % n.h., 23 % geref., 11 % overige, 16 % g. kerkg.
De 13 km2 cultuurgrond (zandgrond, rivierklei) is m.n. grasland. De industrie (emaillewaren, apparaten, schrikdraad, limonadefabriek, bouwbedrijven) en dienstensector (480 ha natuurschoon, veel toeristen) zijn van groot belang. In en bij Hattem liggen een aantal landgoederen. Bezienswaardig zijn: raadhuis (1619-25, Ned. renaissancestijl), waag thans Nutsschool (1625), hervormde kerk (14e-15e eeuw) met tufstenen toren (12e eeuw, romaans), 17een 18eeeuwse huizen met topgevels, oude stadsmuur met Dijkpoort en-vestinggracht. GESCHIEDENIS. Een nederzetting, die in de 9e eeuw voorkwam, kreeg in de 13e eeuw het Zutphense stadsrecht. Hattem was Hanzestad, maar werd in de Hanze vertegenwoordigd door Arnhem.
Belangrijk waren de steenbakkerijen. Het kasteel, dat in 1404 werd opgericht door hertog Reinoud iv en vaak verblijfplaats was van de Gelderse graven, werd in 1777 gesloopt. Vanaf 1572 was Hattem Staats. In 1629 sloeg het een Spaanse aanval af; in 1672 werd het veroverd door de Munsterse bisschop Bernard van Galen. Hattem speelde in de jaren 1783-86 onder leiding van Daendels, wiens geboorteplaats het was, een rol in de patriottenbeweging. Het werd in 1786 door troepen van prins Willem v bezet, waarna de stad geplunderd werd. Afb p.247.LiTT. M.Sypkens Smit, De gesch. van de stad Hattem (1964).