Duits filosoof, *23.2.1842 Berlijn, ♱5.6.1906 Grosslichterfelde. Von Hartmann studeerde te Rostock.
Zijn jeugdwerk Philosophie des Unbewussten maakte hem in één keer beroemd. Hierin bood hij een synthese van Schopenhauers cultuurpessimisme en (vooral) Hegels evolutie-optimisme, verrijkt met elementen uit de filosofie van Von Schelling en Leibniz en met de bevindingen van de natuurwetenschappen, m.n. de biologie. Zijn synthese ging uit van het absoluut onbewuste, dat naar zijn mening alle materie en bewustzijn bezielt. Von Hartmann kan dus in zekere mate als een voorloper van S.Freud worden beschouwd, te meer daar voor hem het bewuste geheel onder de beheersing van het onbewuste staat. Van belang was zijn poging om het begrip van het psychische uit te breiden, alsook om een nadere bepaling te geven van sommige processen die men niet in bewustzijnstermen kan ontleden. Von Hartmann heeft zich op alle terreinen van de filosofie bewogen en wordt in de moderne tijd vooral gewaardeerd als kennistheoreticus, die o.a. in zijn Kategorienlehre de grondslag legde voor het kritisch realisme, dat m.n. in de natuurwetenschappen ingang vond.
Werken: Philosophie des Unbewussten (1868), Wahrheit und Irrtum im Darwinismus (1875), Krit. Grundlegung des transzendent. Realismus (1875), Religionsphilosophie (1882), Die Religion des Geistes (1882), Zur Geschichte und Begründung des Pessimismus (1888), Das Grundproblem der Erkenntnistheorie (1889), Kategorienlehre (3 dln. 1896), Die moderne Psychologie (1901). Uitgave: System der Philos. im Grundriss (8 dln. 1907—09). LITT. H.Heinrichs, Die Theorie des Unbewussten in der Psychologie E.von Hartmanns (1933); M.Huber, E.von Hartmanns Metaphysik und Religionsphilos. (1954).