o. (-s),
1. klein hart; m.n. liefkozend van kinderen en jongemeisjes: je — groeit; haar — was niet vrij meer;
2. vleinaam voor iemand van wie men veel houdt, m.n. voor kinderen en geliefden: mijn —;
3. een zonder zorg, een luchthartig, zorgeloos persoon;
4. iets in de vorm van een hart: (plantkunde) druipende hartjes, ook gebroken — genoemd (Dicentra spectabilis);
5. het midden of binnenste, zowel van plaats als tijd: in het — van Siberië; in het van de winter, in het koudste gedeelte van de wintertijd.