Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hagedissen

betekenis & definitie

v./m. (mv.), Sauria, onderorde van de klasse reptielen, die samen met de onderorde slangen de orde Squamata vormt.

(e) De meeste hagedissen zijn door het bezit van vier goed ontwikkelde poten gemakkelijk van slangen te onderscheiden. In sommige gevallen is het verschil echter niet zo duidelijk, omdat bij een aantal hagedissen de poten sterk zijn gereduceerd of zelfs geheel ontbreken (b.v. bij de hazelworm), terwijl er anderzijds slangen bestaan (b.v. de pythons), waarbij nog resten van achterpoten zichtbaar zijn. In dergelijke gevallen geeft de onderkaak uitsluitsel: bij de hagedissen zijn linker en rechter onderkaakshelft vooraan stevig met elkaar verbonden, terwijl bij de slangen de verbinding wordt gevormd door een rekbare band. Het lichaam is geheel bedekt met hoornige schubben, die zeer verschillend van vorm kunnen zijn. Bij sommige soorten zijn zij zeer klein en naast elkaar geplaatst (korrelschubben), met daartussen soms grotere platte of knobbelige schubben; bij andere zijn de schubben groter, zeshoekig of ovaal en staan zij naast elkaar in regelmatige rijen gerangschikt, soms zijn zij min of meer rond en bedekken elkaar dakpansgewijs. Op de kop treft men òf schubben òf grotere schilden aan; de schilden zijn met de gehele oppervlakte aan de huid gehecht, terwijl bij de schubben de achterrand buiten de huid uitsteekt.

Het trommelvlies ligt aan de oppervlakte van de kop of is iets in de huid gezonken; bij sommige soorten wordt het door de huid bedekt. De tong is zeer verschillend van vorm: zij kan dik en vlezig zijn of langgerekt en dan soms gevorkt (varanen). Bij de kameleons is de tong zeer lang en kan ver buiten de bek worden uitgestoken om insekten te vangen, die dan aan de kleverige top blijven hangen. De tanden staan op de kaken ingeplant of zijn aan de binnenrand van de kaak bevestigd; nooit echter staan zij, zoals bij de krokodillen, in tandkassen. Het voedsel van de hagedissen loopt al naar de soort sterk uiteen; sommige voeden zich met delen van planten, andere met insekten of zelfs met kleine vogels en zoogdieren.

Behalve in de poolstreken treft men hagedissen over de gehele wereld aan. Geen van de soorten is geheel tot het waterleven overgegaan, zoals sommige slangen, maar er zijn tal van soorten, die zich regelmatig te water begeven of daarin vluchten. Slechts één soort, de zeeleguaan van de Galapagos Eilanden, gaat in zee om daar haar voedsel (zeewieren) te zoeken. De hagedissen komen in het gebergte tot aan de sneeuwgrens voor.

De voortplanting geschiedt meestal door eieren, die buiten het lichaam van het moederdier verder tot ontwikkeling komen (eierbarend of ovipaar). Bij sommige soorten (b.v. bij de hazelworm) komt het ei echter in het moederdier tot ontwikkeling, maar direct na de geboorte scheurt de zachte schaal en komt het jonge dier naar buiten (eierlevendbarend of ovovivipaar). Bij enkele soorten uit de familie Scincidae komt het jonge dier ook tot ontwikkeling in het moederdier, maar is daar niet door een eischaal omgeven; de voeding vindt plaats door middel van een placenta (moederkoek), die veel overeenkomst vertoont met die van de zoogdieren; deze vormen zijn dus echt levendbarend (vivipaar). De eischaal is meestal leerachtig en slap, maar bij sommige vormen, zoals de gekkos, is zij hard en verkalkt.

Verschillende soorten hagedissen bezitten het vermogen van kleur te verwisselen. Het bekendst zijn wel de →kameleons (verkleurmannetjes). De voortbeweging is al naar de soort verschillend en in verband hiermee zijn ook de poten verschillend van bouw. Bij de kameleon-soorten die uitsluitend in bomen en struiken leven, zijn de voeten tot echte grijpvoeten geworden. Bij veel soorten uit de familie gekkos zijn vingers en tenen sterk verbreed en van onderen met één of twee rijen dwarse plaatjes bezet, waarop borstelachtige haren staan. Deze haren stellen het dier in staat om zich langs verticale wanden en zelfs plafonds te bewegen.

Bij hagedissen die in woestijnen leven en zich vlug over het zand voortbewegen, zijn de tenen verbreed door de dwars uitstaande schubben. Het hierdoor ontstane grotere draagvlak vergemakkelijkt het lopen over los zand. Bij soorten met een gravende levenswijze zijn de poten zeer klein of geheel verdwenen, tevens is het lichaam dan slangvormig. In het algemeen bewegen de hagedissen zich op vier poten voort, maar enkele soorten kunnen, als zij zeer snel lopen, zich ook alleen op de achterpoten voortbewegen (basilisk, kraaghagedissen).

De staart van de meeste soorten hagedissen breekt zeer gemakkelijk af. In de staartwervels is een zwakkere plek aanwezig, waardoor de staart, door een vijand gegrepen, afbreekt en het dier zelf dus ontvluchten kan. Het afgebroken deel kronkelt na en trekt de aandacht van de vijand. Dikwijls groeit de afgebroken staart weer aan, maar in plaats van wervels wordt er dan een ongelede kraakbeenstaaf gevormd (→regeneratie).

Behalve de korsthagedis (Heloderma) van Arizona, Nieuw-Mexico en Mexico is geen van de hagedissen giftig. Bij de korsthagedis zijn de giftanden op de onderkaak geplaatst. De tong van de hagedissen dient slechts als tastorgaan en om geurdeeltjes naar het reukorgaan te brengen, nooit om te steken. Men kent ca. 3000 soorten hagedissen, die in 19 families worden verdeeld. De voornaamste zijn:

1.Gekkonidae, gekkos, waarvan bij vele soorten de tenen tot hechtschijven zijn verbreed. Men treft ze aan in alle tropische en subtropische streken. Ook in Zuid-Europa komen enkele soorten voor. Hiertoe behoren o.a. de tokkè en de tjitjak uit de Indonesische Archipel.
2.Agamidae, agamen, die men aantreft in Afrika, Azië en Australië. Tot deze familie behoren de vliegende draakjes en de kameleons uit Zuidoost-Azië.
3.Iguanidae, leguanen, waartoe de Zuidamerikaanse groene leguaan (Iguana iguana) behoort. Deze familie vervangt in Amerika de Agamidae van de Oude Wereld. Merkwaardig is echter dat twee geslachten op Madagascar en één geslacht op de Fidzji Eilanden worden gevonden, hetgeen erop wijst, dat deze familie vroeger een veel grotere verspreiding had.
4.Anguidae, hazelwormen, een familie die zowel in de Oude als de Nieuwe Wereld voorkomt. Enkele soorten bezitten nog goed ontwikkelde poten, bij andere, zoals bij de hazelworm, zijn deze geheel verdwenen.
5.Helodermatidae, gilamonsters. Tot deze familie behoren twee soorten die giftig zijn en waarvan de beet ook voor de mens gevaar oplevert, nl. de korsthagedis en het gilamonster.
6.Varanidae, varanen, een familie die thans tot de Oude Wereld beperkt is en waarvan vertegenwoordigers in Afrika, Azië en Australië worden aangetroffen. Fossiel kent men soorten uit Europa en nauw verwante vormen hebben vroeger in Noord-Amerika geleefd. De tong is lang en gespleten en kan in een schede worden teruggetrokken. In Indonesië worden de varanen (ten onrechte) leguanen genoemd.
7.Teiidae, tejuhagedissen. Deze familie is geheel tot de Nieuwe Wereld beperkt en vervangt daar de Lacertidae van de Oude Wereld. Zij omvat vele soorten, waarvan de grotere, zoals de teju (Tupinambis teguixin), terwille van huid en vlees wordt gevangen.
8.Lacertidae, echte hagedissen, een familie die tot de Oude Wereld beperkt is en over geheel Europa, Afrika en Azië voorkomt. In Nederland en België treft men drie soorten aan, nl. de duinof zandhagedis (Lacerta agilis), de levendbarende of kleine hagedis (L. vivipara) en de muurhagedis (L. muralis). Van deze drie is de muurhagedis in Nederland tot het zuidelijkste deel van Limburg beperkt.
9.Scincidae, skinken. Deze familie is vrijwel kosmopolitisch. In Europa komt zij echter alleen in het zuiden voor. Een aantal soorten zijn werkelijk levendbarend. In de Indonesische Archipel zijn zij rijk vertegenwoordigd door de geslachten Lygosoma en Mabuya, waartoe de kadals behoren.
10.Chamaeleonidae, kameleons. Tot deze familie, die ook wel van de eigenlijke hagedissen wordt afgescheiden, behoren een aantal vormen uit Afrika, Voor-Indië en Zuid-Europa, die geheel aan het boomleven zijn aangepast (→-kameleon).

De →brughagedis (Sphenodon punctatus) van Nieuw-Zeeland behoort niet tot de hagedissen, maar tot de orde Rhynchocephalia, waarvan hij de enige nog levende vertegenwoordiger is.

LITT. K.P.Schmidt en R.F.Inger, De wereld der dieren: Reptielen (1959); C.J.Goin en O.B.Goin, Introduction to herpetology (1962); A.Carr, De reptielen (1965).

DIERENHOUDERIJ. Hagedissen worden in huis vrijwel altijd in terraria gehouden. Zij hebben, zoals vele koudbloedige dieren een voorkeurstemperatuur, waarbij zij langere tijd vertoeven. Voor de hazelworm is deze 28 °C en voor de muurhagedis 38,7 °C. De voorkeurstemperatuur is in het algemeen te hoog om constant verdragen te worden. Een temperatuurgradiënt en een dagen nachtritme zijn gewenst.

Het voedsel van insektenetende hagedissen bestaat uit: meelwormen, wasmotten, krekels, vliegen en andere insekten. Hagedissensoorten, die ook in Nederland voorkomen, vallen onder de wet bescherming inheemse dieren. Vertegenwoordigers van de geslachten Anolis en Phelsuma kunnen met enige kans op succes in terraria worden gehouden.

< >