bn. en bw. (-Ier, -st),
1. (van personen en hun uitingen) niet terughoudend, rondborstig: hij is — van aard; er heerste een gulle toon, een hartelijke toon; een gulle lach, een goedmoedige, hartelijke, ronde lach; ongeveinsd, ongedwongen: gulle scherts; gulle vriendschap;
2. openhartig, zonder enige achterhoudendheid gedaan: zijn gulle bekentenis deed mij goed;
3. (van personen) graag en royaal gevend, mild: een gulle gastheer, die gastvrij ontvangt; — onthaal;
4. bw., op gulle wijze: hij ontving mij —; — aangeboden, — aangenomen, gezegd als men een van harte gemeend aanbod zonder bedenken aanneemt.